Inhoudsopgave
Advertenties
3. BEDIENING
GEVAAR
3.3 De motor bedienen
WAARSCHUWING
Zorg voor een goede ventilatie terwijl
de motor draait om vergiftiging door
uitlaatgas te voorkomen. Maak ventila-
tievensters, luiken of ventilatoren in de
motorruimte. Raak geen bewegende
delen van een draaiende motor aan; let
ook op uw kleding! Als de aandrijfas
aan de voorzijde, de Vriem, de
waaieras, enzovoort uzelf of uw kleding
grijpt, loopt u een grote kans op ernsti-
ge verwondingen. Let erop dat er geen
NL
gereedschap, lappen, enzovoort op of
rond de motor achterblijven.
VOORZICHTIG
Tijdens bedrijf en meteen daarna zijn
de motoronderdelen zeer heet, met
name het uitlaatspruitstuk en de uitlaat-
pijp. Voorkom brandwonden! Raak
nooit rechtstreeks of via uw kleding on-
derdelen van de hete motor aan.
30
Open de vulopening van
de koelwatertank nooit
zolang de motor nog
warm is omdat dan stoom
en heet water naar buiten
spuiten
en
ernstige
brandwonden
kunnen
veroorzaken. Wacht tot
de temperatuur van de
koelwatertank gedaald is,
wikkel een doek om de
vuldop en draai hem
langzaam los. Draai de
dop na de inspectie weer
stevig vast.
3.3.1 Dagelijkse startinspectie
Maak er een dagelijkse gewoonte van
voordat u de motor start de volgende in-
specties te verrichten:
(1) Visuele inspectie
Controleer de volgende punten:
1. Smeerolielekkage uit de motor
2. Dieselolielekkage uit het brand-
stofsysteem
3. Waterlekkage uit het koelwatersys-
teem
4. Schade aan onderdelen
5. Losse of verdwenen bouten
Gebruik de motor niet voordat de ge-
constateerde problemen volledig ver-
holpen zijn.
(2) Dieselolie controleren en bijvullen
Controleer het brandstofniveau in de
brandstoftank en vul zo nodig bij met
de aanbevolen brandstof; zie 3.2.1.
(3) Motorsmeerolie controleren en bij-
vullen
1. Controleer het motorolieniveau met de
oliepeilstok nadat u de vuldop hebt
verwijderd.
2. Vul bij met de aanbevolen olie via de
olie vulopening als het oliepeil laag is.
Giet olie bij tot de bovenste markering
op de oliepeilstok; zie 3.2.2.
(4) Keerkoppelingsmeerolie controle-
ren en bijvullen
1. Controleer het niveau van de keerkop-
pelingolie met de oliepeilstok.
2. Vul bij met de aanbevolen olie via de
olievulopening als het oliepeil laag is.
Giet olie bij tot de bovenste markering
op de oliepeilstok; zie 3.2.3.
(5) Koelwater controleren en bijvullen
(alleen zoetwaterkoelsysteem)
Advertenties
Inhoudsopgave
