#5.12 autotune.
#5.12 = 0 Autotune uitgeschakeld.
#5.12 = 1 Statische autotune
Deze autotune wordt uitgevoerd bij een stilstaande motor en programmeert primair de anker- en veldstroomregelaar.
Het is noodzakelijk deze statische autotune bij een inbedrijfname altijd uit te voeren. De Mentor MP regelt het motorveld
eerst naar nul alvorens ankerstroom opgebouwd wordt, dit om te voorkomen dat de motor zich in beweging zet. Indien
het motorveld niet door de Mentor MP bestuurd wordt zal het veld eerst uitgeschakeld moeten worden. Autotune bij een
permanent magneetmotor is niet mogelijk. Nadat de autotune is volbracht moet eerst de impulsvrijgave op klem 31
worden afgeschakeld om weer in bedrijf te kunnen. Bij het geven van een startsignaal (run + impuls vrijgave) worden
achtereenvolgens de veld- en ankerstroom naar een bepaald niveau geregeld waarbij de volgende parameters door de
autotune worden vastgelegd.
Ankerstroomregelaar: #4.13 = P versterking continu
#4.14 = I versterking continu
#4.34 = I versterking discontinu
#5.15 = motor constante
#5.61 = Ankerweerstand
#5.12 = 2 Roterende autotune
Als de inregelinstructie uit deze handleiding opgevolgd wordt is deze autotune niet noodzakelijk.
#5.12 = 3 Roterende autotune t.b.v. massatraagheidsmeting.
Deze autotune accelereert de motor naar 75% van het nominale toerental. Mogelijk zullen er meerdere pogingen door
de drive worden uitgevoerd. Aan de hand van de meetgegevens en de inhoud van #5.32 zal een massatraagheid
berekend worden en in #3.18 geladen worden. De inhoud van #3.18 wordt gebruikt bij de berekening van de inertie-
compensatie, zie #2.38, #4.22 en de beschrijving op pagina 72.
#5.12 = 4 Roterende autotune t.b.v veldverzwakking.
Deze autotune is alleen mogelijk met tacho of encoder als toerentalmeting en niet bij ankerspanningsregeling. Deze
modus is uitsluitend noodzakelijk als de motor in veldverzwakking boven zijn nominale toerental bedreven wordt.
Na een startsignaal zal de motor gaan draaien met 25% van het nominale toerental wat in #5.08 is geprogrammeerd.
Tijdens het draaien worden de flux knikpunten in #5.29 en #5.30 vastgelegd. Dit is beslist noodzakelijk bij toepassingen
waar de motor dynamisch in het veldverzwakkingsgebied wordt bedreven zoals b.v. een hijswerkaandrijving.
#5.26 Ankerstroom automatisch optimeren tijdens bedrijf.
Na het uitvoeren van een statische autotune kan de ankerstroomregelaar tijdens bedrijf automatisch geoptimeerd
worden. Het heeft bij toepassingen met een dynamische belasting de voorkeur om #5.26 weer uit te schakelen nadat
de inhoud van #4.13, #4.34 en #5.15 zich gestabiliseerd hebben. Parameterwaarden moeten dan nog wel opgeslagen
worden in het geheugen van de Mentor MP. Het is aan te bevelen deze optimalisatie alleen te doen bij een eenparige
belasting en een redelijk belastingniveau .Tijdens veldverzwakking en bij ankerspanningsbegrenzing stopt de
automatische optimalisatie.
Het kan ook nodig zijn om automatische optimalisatie toe te passen bij motoren die bij hoge belasting verzadiging
verschijnselen hebben, met name gelamelleerde motoren. Op het moment dat het ijzer in de motor de verzadiging
nadert, zal de inductiewaarde van de motor wijzigen hetgeen een andere instelling van de ankerstroomregelaar
verlangd. De automatische optimalisatie verloopt heel rustig en het is daarom raadzaam om deze automatische
optimalisatie alleen permanent vrij te geven bij 1 kwadrant toepassingen met een eenparige belasting zoals b.v.
extruder aandrijvingen. Alvorens de automatische optimalisatie vrij te geven moet altijd eerst een statische autotune
uitgevoerd worden d.m.v. #5.12 = 1.
#5.48 en #5.89 Externe veldregelaar
Indien de motorveldstroom groter is als de interne veldregelaar en zelfs groter als de externe FXMP25 veldregelaar kan
een 2 kwadrant Mentor MP toegepast worden als veldregelaar overeenkomstig de onderstaande configuratie. #5.55
vanuit de ankerregelaar moet dan via een analoge verbinding als veldstroom wenswaarde in #4.08 van de veldregelaar
geladen worden. De veldregelaar moet via #4.11 als stroom-
regelaar geprogrammeerd worden. De uitgangsstroom in
#4.01 van de veldregelaar wordt dan als veldstroom meet-
waarde overgebracht naar #5.89 van de ankerregelaar,
hiertoe moet #5.48 in de ankerregelaar op On geprogram-
meerd worden. Vrijloopweerstand RV kan toegepast worden
indien het veld tijdens veldverzwakking snel teruggeregeld
moet worden zoals bij een hijsaandrijving. Indien de weer-
standswaarde van RV gelijk is aan de veldweerstand zal
de tijdconstante van het veld gehalveerd worden.
De selectie van alle componenten tussen de veldregelaar
en het motorveld zijn toepassingsafhankelijk, raadpleeg
uw leverancier.
Mentor MP, Versie 6.2
MP menu 5
Ankerstroom- en veldregelaar
Veldstroomregelaar: #5.71 = P versterking
R
VD
Pagina 84 van 172
#5.72 = I versterking
#5.59 = Startpunt veldverzwakking
A1
If wenswaarde
A2
C
If meetwaarde
VDR
Veld-
regelaar
RV
DC motor
Veld
Anker-
regelaar
M
Anker