Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Nidec Control Techniques Mentor MP Handleiding pagina 48

Inhoudsopgave

Advertenties

22)
We gaan nu eerst de draairichting controleren op ankerspanningsregeling. Contoleer hiertoe dat de toerental
meetwaarde selectie in #0.71 (3.26) op ESt SPd (estimated speed) staat geprogrammeerd.
23)
Sla de gemaakte programmering op in het geheugen met een SAVE instructie in een nulparameter.
24)
Controleer de binnenkomende 0-10 V toerental wenswaarde in #0.36 (1.01) , uitlezing in rpm.
25)
Startsignaal (hoofdmagneetschakelaar komt in):
- Controleer met een Voltmeter de fasen gelijkheid tussen elektronica- en thyristorbrugvoeding (E1, E3 – L1, L3).
- Controleer de draairichting van de koelventilator van de motor.
- Controleer dat bij bouwgrootte 2C en 2D (1200 en 1850A) dat de koelventilatoren van de Mentor MP draaien.
- Controleer de veldstroom in #0.44 (5.56)
26)
Functietest van alle voorwaarden in de stopketen zoals Mentor MP bedrijfsgereed, toerental nul, motorbeveiligings-
schakelaar van de koelventilator, thermistor, etc.
27)
Autotune van de ankerstroom- en veldstroomregelaar.
Sluit klem 31 aan en programmeer #0.34 (5.12) op 1. Geef vervolgens een startsignaal (hoofdmagneetschakelaar
komt in) de impulsvrijgave op klem 31 en een runcommando moeten nu aanwezig zijn. De ankerstroom en veld-
stroom zullen nu bij een stilstaande motor op verschillende niveaus geregeld worden en het display geeft Auto-
tunE . Als in het display #0.34 weer terug op 0 staat is de auto tune afgesloten en moet het startsignaal weer weg-
genomen worden waardoor de hoofdmagneetschakelaar weer zal afschakelen. Als het motorveld niet vanuit de
Mentor MP bestuurd wordt, zal het motorveld tijdens de autotune afgeschakeld moeten worden. Autotune bij een
permanent magneetmotor is niet mogelijk.
28)
Sla de gemaakte programmering op in het geheugen met een SAVE instructie in een nulparameter.
29)
Neem de toerental wenswaarde los van de controleklemmen van de Mentor MP.
30)
Verhoog het minimum toerental in #0.22 (1.07) van nul naar ca. 10% van het nominale motortoerental.
31)
Startsignaal geven, motor zet zich nu in beweging en gebruikt de ankerspanning van de motor als toerental
meetwaarde. Controleer de draairichting van de motor in relatie tot het gegeven richtingscommando.
Indien verkeerdom, schakel uit en schakel daarna ook de voeding op E1 en E3 uit.
Draai nu de aansluitingen van het motorveld om.
LET OP! Ook als de veldstroom is onderbroken door het contact tussen L11 en L12 te openen, blijft het veld
spanning voeren t.o.v. aarde zolang de voeding op E1-E3 aanwezig is
32)
Schakel weer in en geef een startsignaal. Het motortoerental (afgeleidt van de ankerspanning) is uit te lezen in
#0.40 (3.02).
- Indien de motor op ankerspanningsregeling (ESt SPd) moet blijven draaien programmeer dan #5.88 op 0,0
- Indien de motor is voorzien met een encoder die is aangesloten op de Mentor MP, vergelijk dan de encoder
meetwaarde in #0.79 (3.27) met de inhoud van #0.40 (3.02). De inhoud en voorteken van beide parameters moet
ongeveer overeenkomen. Indien het voorteken in #0.79 verkeerdom ligt draai dan signaal A en A\ van de encoder.
- Indien de motor is voorzien van een tacho die is aangesloten op de Mentor MP, vergelijk dan de tacho meetwaarde
in #0.74 (3.52) met de inhoud van #0.40 (3.02). De inhoud en voorteken van beide parameters moet ongeveer
overeenkomen. Indien het voorteken in #0.74 verkeerdom ligt, draai dan het tachosignaal op klem 41 en 42 om.
33)
- Schakel uit en programmeer #0.71 (3.26) op de gewenste toerental meetwaarde, tacho (tACHO) of encoder (dru)
of als de motor op ankerspanningsregeling moet blijven functioneren, laat #71 (3.26) dan op ESt SPd staan.
- Breng het minimum toerental in #0.22 (1.07) weer naar nul rpm, of naar een andere waarde indien een minimum
toerental gewenst is.
- Sluit de 0-10 Volt toerental wenswaarde op de controleklemmen weer aan.
34)
Sla de gemaakte programmering op in het geheugen met een SAVE instructie in een nulparameter.
35)
Ga proefdraaien, voer het toerental op tot maximum en observeer alle mechanische aspecten van motor en
aangedreven machine. Observeer de onderstaande motor grootheden over het hele toerentalgebied en vergelijk
met name het toerental en de ankerspanning dat deze overeenstemmen met de motor typeplaat
Ankerspanning (V) #0.45 (5.02)
Ankerstroom (A)
Veldstroom (A)
Toerental (rpm)
Mentor MP, Versie 6.2
Mentor MP
Inregelinstructies
#0.43 (4.01)
#0.44 (5.56)
#0.40 (3.02)
Pagina 48 van 172

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave