1)
Alle motorgegevens noteren zoals motor, koelventilator, tacho, encoder, rem, stilstandverwarming, enz.
Vergelijk de nominale motorgegevens met de data van de Mentor MP zoals die vermeld zijn op pagina 10 t/m 17.
Stel zeker dat de juiste Mentor MP geselecteerd is m.b.t. de motordata en de keuze van 2 kwadrant of 4 kwadrant
in relatie tot de toepassing (zie pagina 9). Indien de motor is uitgerust met een serieveld in de ankerkring
(compoundmotor), raadpleeg dan de beschrijving van menu 3 met betrekking tot dit punt.
2)
Controle van de motor:
- Kwaliteit van de bedrading controleren, Aansluitbouten goed vast, bij voorkeur veer of kroonringen toegepast.
- Koelventilatormotor juist geschakeld (ster of driehoek)
- Scherm tacho- of encoderkabel aan motorzijde en bij binnenkomst in de schakelkast met aarde verbonden.
- Collectorruimte en uitlijning controleren.
3)
Weerstandsmeting vanuit de schakelkast van anker, veld, tacho, koelventilator, thermistor, enz.
4)
Idem onderling en ten opzichte van aarde.
5)
Bij meerdere Mentor-motor combinaties verwisseling van kabels controleren door middel van kortsluitproef.
6)
Motorbeveiligingsschakelaar van koelventilatormotor controleren op juiste instelling.
7)
Signaalafscherming van analoge signalen, tacho en encoder controleren, raadpleeg pagina 30-31 m.b.t. dit punt.
8)
Magneetschakelaars uitrusten met een RC filter over de spoel.
9)
Schematuur en aansluitingen controleren, raadpleeg pagina 36 t/m 38 m.b.t. dit punt.
10)
Impulsvrijgave op klem 31 van de Mentor MP los nemen.
11)
Controleer op de motor de draairichting en/of functionaliteit van de koelventilator, rem en stilstandverwarming
(voor zover aanwezig).
12)
Elektronicavoeding E1–E3 inschakelen.
13)
Als er geen thermistor of thermoschakelaar op klem 8 is aangesloten zal trip / th in display verschijnen.
Druk op de M toets, indien het bovenste display nu 0.40 aangeeft ga dan door naar punt 14.
Indien di05 in display verschijnt, gaan we eerst menu 0 weergave activeren op de volgende wijze.
- Druk op pijltje links, Set UP verschijnt in beeld.
- Druk op pijltje omlaag, SE 14 / L1 verschijnt in beeld.
- Druk op de M toets, L1 gaat knipperen.
- Druk op pijltje omhoog, 0.35 / L2 verschijnt in beeld.
- Druk twee maal op de M toets, inh / L2 verschijnt in beeld, menu 0 weergave is nu actief.
Indien gewenst, raadpleeg menu 23 m.b.t. de zojuist uitgevoerde handelingen.
14)
Als er geen thermistor (PTC) of thermoschakelaar (clixon) tussen klem 8 en de nul volt is aangesloten kan de th trip
op twee manieren onderdrukt worden. Of door klem 8 met de nul Volt te verbinden of door parameter 0.81 op VOLt
te programmeren, gevolgd door een reset.
15)
Maak u bekend met het toetsenbord en de menustructuur zoals op pagina 42 t/m 45 is weergegeven.
Raadpleeg pagina 43 en voer als oefening de volgende handeling uit.
Sla de programmering op in het geheugen met de SAVE instructie in een nulparameter.
16)
Deze inregelinstructie zal zo veel mogelijk de parameters in het nulmenu benoemen met vermelding van de
oorspronkelijke parameter. Parameters worden vermeld met het hekje (#) symbool.
Voorbeeld: De acceleratietijd wordt bepaald door #2.11. Deze parameter is opgenomen in het nulmenu als #0.24.
Deze parameter zal in deze instructie als volgt weergegeven worden, #0.24 (2.11). De beschrijving van
deze parameter is te vinden in het nulmenu bij #0.24 en bij #2.11 in menu 2.
Een parameter die opgenomen is in het nulmenu zal bij het bedienen van de M toets automatisch in het geheugen
opgeslagen worden, inclusief de oorspronkelijke parameter in de achterliggende menu's. Als daarentegen deze
parameter vanuit de oorspronkelijke parameter gewijzigd wordt, vanuit de achterliggende menu's dus, zal de nieuwe
data niet automatisch in het geheugen opgeslagen worden.
Als aanduiding voor de twee kwadrant en vier kwadrant Mentor MP zal over 2Q en 4Q gesproken worden.
Motordata: Vaak wordt een DC motor op een ander toerental of ankerspanning bedreven als wat op de motor
typeplaat is weergegeven. Het is echter van groot belang dat in de Mentor MP motormap de nominale motor-
gegevens geprogrammeerd worden. Als de motor op een lager toerental of mogelijk op een hoger toerental in de
veldverzwakking bedreven wordt, zal dit onafhankelijk van de motormap-data ingesteld worden. Indien de motor op
een hoger toerental in het veldverzwakkingsgebied bedreven wordt, zal deze instructie u eerst naar het punt leiden
waar de motor tot aan nominaal toerental draait. Aansluitend zal de veldverzwakkingsregeling behandeld worden.
Mentor MP, Versie 6.2
Mentor MP
Inregelinstructies
Pagina 46 van 172