Advertenties
Hoofdstuk 2
Operatio-
Nr.
Werk
nele fase
12
Installatie
Bedrading
(a)
12
Installatie
Bedrading
(b)
12
(c) Installatie
Bedrading
12
Gebruik
Bedrading
(d)
Onderhoud
Inspectie
12
(e)
Gebruik
Instelling
Onderhoud
13 Gebruik
Bedrijf
14 Algemeen
Algemeen
De installatie, bedrading en instellingen moeten worden
uitgevoerd door gekwalificeerde monteurs.
Resterend
Deel
Details over letsel of schade
risico
Schade aan de isolatie van de motor door
-
GEVAAR
spanningspieken door lange motorkabels.
Schade aan de motor door ontoereikende
-
GEVAAR
isolatie door verkeerde motorspanning.
Schade aan de motor door instabiele voeding
-
GEVAAR
door spanningsonbalans, lage spanning of
aanzienlijke spanningsdaling.
Schade aan de motor door continue
-
GEVAAR
fase-onderbreking van de
motoruitgangskabel.
Schade aan de motor door hoge stroom door
-
GEVAAR
onjuiste parameterinstelling.
De motor draait automatisch nadat deze is
(C)
GEVAAR
gestopt.
-
GEVAAR
Schade of letsel door een verborgen risico.
Als de motorkabels 20 m of langer zijn,
probeer dan de kabels in te korten. Gebruik
een LCR-filter of uitgangs-wisselstroomspoel.
Gebruik de motor in overeenstemming met
de spanningsklasse van de frequentieregelaar.
Bevestig de voedingsspanning,
voedingsmethode en capaciteit van de
frequentieregelaar.
Zorg ervoor dat er geen fase-onderbreking is
in de motoruitgangskabel.
Stel de juiste waarde voor de verwante
functieparameter van het
thermo-elektronische niveau van de motor in
op [bC-01] tot [bC125].
Stel de juiste waarde in voor parameters
verwant aan basisfrequentie, nominale
stroom voor de motor, besturingsmodus,
motorconstante, nominale belasting en
gelijkspanningsuitgang.
(representatieve parameters)
Aan de motor verwante parameters:
IM: [Hb102] tot [Hb118]
SM(PMM): [Hd102] tot [Hd118]
Besturingsmodus: [AA121]
Nominale belasting: [Ub-03]
Gelijkstroomremmen: [AF101] tot [AF109]
Als een automatische herstart na het stoppen
van de motor is ingesteld, zorg er dan voor
dat dat duidelijk in het systeem wordt
beschreven.
Zorg ervoor dat het systeem failsafe is door
een risico-inventarisatie uit te voeren.
Stel voor het gebruik van de functie [SET] van de
ingangsklem op gelijke wijze de betreffende 2e
parameterinstellingen in.
2-24
Installatie en bedrading
Preventieve maatregelen
✓
□
□
□
□
□
□
□
Advertenties
