Fig. Instrumentenpaneel
20. Hand/auto-schakelaar
44
Interlock/Noodrem/Parkeerrem - Controleren
De interlock, noodrem en parkeerrem moeten
De interlock, noodrem en parkeerrem moeten
dagelijks voor gebruik worden gecontroleerd. Een
dagelijks voor gebruik worden gecontroleerd. Een
functiecontrole van de interlock en noodrem vereist
functiecontrole van de interlock en noodrem vereist
een herstart.
een herstart.
De interlockfunctie moet staande door de chauffeur
De interlockfunctie moet staande door de chauffeur
worden gecontroleerd, terwijl de wals heel langzaam
worden gecontroleerd, terwijl de wals heel langzaam
vooruit en achteruit rijdt (in beide richtingen
vooruit en achteruit rijdt (in beide richtingen
controleren). Houd het stuurwiel stevig vast en zet u
controleren). Houd het stuurwiel stevig vast en zet u
schrap voor een plotselinge stilstand. Er klinkt een
schrap voor een plotselinge stilstand. Er klinkt een
zoemer en na 4 seconden wordt de motor
zoemer en na 4 seconden wordt de motor
uitgeschakeld en worden de remmen geactiveerd.
uitgeschakeld en worden de remmen geactiveerd.
Controleer de werking van de noodrem door op de
Controleer de werking van de noodrem door op de
noodstop te drukken terwijl de wals langzaam vooruit
noodstop te drukken terwijl de wals langzaam vooruit
en achteruit rijdt (in beide richtingen controleren).
en achteruit rijdt (in beide richtingen controleren).
Houd het stuurwiel stevig vast en zet u schrap voor
Houd het stuurwiel stevig vast en zet u schrap voor
een plotselinge stilstand. De motor stopt en de
een plotselinge stilstand. De motor stopt en de
remmen worden geactiveerd.
remmen worden geactiveerd.
Controleer de werking van de parkeerrem door de
Controleer de werking van de parkeerrem door de
knop voor de parkeerrem in te drukken terwijl de wals
knop voor de parkeerrem in te drukken terwijl de wals
heel langzaam vooruit en achteruit rijdt (in beide
heel langzaam vooruit en achteruit rijdt (in beide
richtingen controleren). Houd het stuurwiel vast en zet
richtingen controleren). Houd het stuurwiel vast en zet
u schrap voor een plotselinge stilstand wanneer de
u schrap voor een plotselinge stilstand wanneer de
remmen geactiveerd worden. De motor schakelt niet
remmen geactiveerd worden. De motor schakelt niet
uit.
uit.
Trilling
Handmatige/automatische trilling
Handmatige of automatische
trillingactivatie/-deactivatie wordt geselecteerd met
schakelaar (20).
In de stand handmatig moet de chauffeur de trillingen
zelf inschakelen met de schakelaar (4) onderaan op
de handgreep van de vooruit-/achteruithendel.
In de stand automatisch worden de trillingen
ingeschakeld wanneer de vooraf ingestelde snelheid
20
wordt bereikt. In de stand automatisch worden de
trillingen uitgeschakeld wanneer de vooraf laagste
ingestelde snelheid wordt bereikt.
4812160814_G.pdf
Bediening
2020-10-27