31
Afbeelding. Bedieningspaneel
1. Startschakelaar
2. Toerentalregelaar
3. Noodstop
6. Vooruit/achteruit-hendel
20. Trillingsschakelaar hand/auto
29. Gasontladingslamp
31. Parkeerrem1
2020-10-27
Starten
De motor starten
29
Zorg ervoor dat de noodstop (3) is uitgetrokken en dat
20
de parkeerrem (31) is geactiveerd.
Zet de vooruit/achteruit-hendel (6) in de neutrale
3
stand. De dieselmotor kan alleen worden gestart als
de hendel zich in de neutrale stand bevindt.
1
6
Zet de trillingschakelaar (20) voor
manueel/automatisch trillen in de stand O.
2
Zet bij een hoge omgevingstemperatuur de
toerentalregelaar (2) in de stand juist boven stationair.
Zet de toerentalregelaar op volle snelheid als u een
koude motor start. Voorverwarmen: zet de sleutel in
stand II. Als de gasontladingslamp (29) uitgaat: draai
de startschakelaar (1) naar rechts. Laat de
startschakelaar los zodra de motor start en verminder
het toerental tot juist boven stationair (omdat hoge
toerentallen een koude motor kunnen beschadigen).
Zodra de motor gelijkmatig loopt, vermindert u het
toerental tot stationair.
Laat de motor gedurende een paar minuten met het
stationair toerental warmdraaien, echter iets langer als
de luchttemperatuur lager is dan +10°C.
4812160814_G.pdf
Tijdens het starten moet de chauffeur blijven
Tijdens het starten moet de chauffeur blijven
zitten.
zitten.
Laat de startmotor niet te lang draaien.
Laat de startmotor niet te lang draaien.
Wacht liever ongeveer een minuut als de
Wacht liever ongeveer een minuut als de
dieselmotor niet start. Doe daarna een
dieselmotor niet start. Doe daarna een
nieuwe startpoging.
nieuwe startpoging.
Bediening
41