Starten en rijden
Lading op het dak
– Zorg dat de paspennen in de pasgaten (1)
vallen.
– Laat de tegenoverliggende bevestiging
voorzichtig op het dak neer.
– Draai de draaiknop enkele slagen losser.
– Duw de knop in de richting van de dakbe-
vestiging en zorg dat de haak in de dakbe-
vestiging onder de dekstrip vasthaakt.
– Draai de lastdragers vast.
– Zorg dat de paspennen van de overige
bevestigingen eveneens goed in de
pasgaten vallen.
– Draai de lastdragers vast.
– Controleer of de haak goed vastgrijpt in de
dakbevestiging.
140
– Draai de draaiknoppen beurtelings enkele
slagen rechtsom, totdat ze allemaal stevig
vastzitten.
– Klap de dekkap omlaag.
– Controleer of de dakreling stevig vastzit.
– Controleer regelmatig of de draaiknoppen
nog stevig vastzitten.
Positie van de lastdragers,
dakreling (rails)
Zorg dat u de lastdragers in de juiste positie op
de dakrelingen (rails) aanbrengt. U kunt de
lastdragers in iedere gewenste stand over de
volle lengte van de dakrelingen aanbrengen.
Wanneer u geen lading op het dak vervoert,
moet u de voorste lastdrager ca. 50 mm voor de
middelste dakbevestiging aanbrengen en de
achterste lastdrager ca. 35 mm voor de
achterste dakbevestiging (zie bovenstaande
afbeelding) om de rijwindgeluiden te beperken.