BELANGRIJKSTE KOPIEERMODI
5
Druk op toets [START] op het
bedieningspaneel.
Wanneer het origineel op het automatische
documentinvoersysteem wordt geplaatst, start het
kopiëren en opslaan gelijktijdig.
Wanneer het origineel op de glasplaat wordt gelegd, dient
als volgt te werk te worden gegaan.
6
Leg het volgende origineel op de glasplaat
en druk vervolgens op [VLGND AFDR]
(NEXT COPY) op het aanraakscherm of op
1
de [START]-toets op het bedieningspaneel.
Herhaal deze stap totdat het scannen van alle originelen
is voltooid.
7
Als alle originelen zijn gescand, drukt u op
[OPDR. GEREED] (JOB FINISH) op het
aanraakscherm.
2
3
Het kopiëren en opslaan begint.
4
Gedeelde map instellen
Wanneer een gebruiker die gemachtigd is een gedeelde map
te wijzigen, op [NETWERK 1] (REMOTE 1) of [NETWERK 2]
(REMOTE 2) heeft gedrukt, verschijnt het menu voor het
opgeven van een index.
De instellingsitems verschillen afhankelijk van het te gebruiken
5
bestandsoverdrachtsprotocol. FTP, SMB, NetWare IPX/SPX,
NetWare TCP/IP en FTPS kunnen als
bestandsoverdrachtsprotocol worden geselecteerd.
FTP / FTPS
6
Door op een van de onderstaande toetsen te drukken
verschijnt het toetsenbord op het scherm. Voer in met de
toetsen op het aanraakscherm of de numerieke toetsen op het
bedieningspaneel. Druk na beëindiging van de invoer op [OK].
SERV.NAAM (SERVER NAME): Druk hierop het IP-adres van
de FTP-server in te voeren.. Toets bijvoorbeeld bij de
overdracht van de gegevens naar een FTP-map ftp://
10.10.70.101/user01/scan/ in:
NETWERK PAD (NETWORK PATH): Druk hierop om een
netwerkpad naar een FTP-map waarin de gegevens
moeten worden opgeslagen, in te voeren. Voer
bijvoorbeeld bij de overdracht van de gegevens naar een
FTP-map ftp://10.10.70.101/user01/scan/ in: "user01\scan".
LOGIN GEB. NAAM (LOGIN USER NAME): Druk hierop om
de gebruikersnaam voor het inloggen op de FTP-server in
te voeren. Voer zoals vereist in.
WACHTWOORD (PASSWORD): Druk hierop om een
wachtwoord voor het inloggen op de FTP-server in te
voeren. Voer zoals vereist in.
POORT NR. (COMMAND PORT): Druk hierop om een
opdrachtpoortnummer voor de uitvoering van opdrachten in
te voeren. Normaal gesproken wordt in dit veld "-"
ingevoerd, wat wil zeggen dat een door de beheerder
ingesteld poortnummer wordt gebruikt. Wijzig dit alleen
indien u een ander poortnummer wilt gebruiken.
SMB
Door op een van de onderstaande toetsen te drukken
verschijnt het toetsenbord op het scherm. Voer in met de
toetsen op het aanraakscherm of de numerieke toetsen op het
bedieningspaneel. Druk na beëindiging van de invoer op [OK].
NETWERK PAD (NETWORK PATH): Druk hierop om een
netwerkpad voor de map waarin de gegevens moeten
worden opgeslagen, in te voeren.
LOGIN GEB. NAAM (LOGIN USER NAME): Druk hierop om
een gebruikersnaam voor de toegang tot de netwerkmap in
te voeren. Voer zoals vereist in.
WACHTWOORD (PASSWORD): Druk hierop om een
wachtwoord voor de toegang tot de netwerkmap in te
voeren. Voer zoals vereist in.
Vergeet niet
• Indien u [SMB] heeft geselecteerd, zijn de instellingen voor
[SERV.NAAM] (SERVER NAME) en [POORT NR.]
(COMMAND PORT) niet nodig.
- 58 -