v De inhoud van de beveiligings-EEPROM (uw configuratiewachtwoord en de
opstartvolgorde) is beveiligd tegen batterij- en CMOS-geheugenstoringen.
v De beveiligings-EEPROM wordt beschermd tegen onbevoegde toegang
omdat het wordt vergrendeld nadat de computer is aangezet en de systeem-
programma's klaar zijn met de opstartprocedure. Zodra de beveiligings-
EEPROM is vergrendeld, kunnen toepassingen en systeemprogramma's de
EEPROM pas weer lezen of wijzigen nadat de computer opnieuw is aange-
zet. In een netwerk kan dit betekenen dat sommige functies niet van op
afstand op uw computer kunnen worden uitgevoerd.
Door de extra beveiliging wordt een harde vergrendeling toegevoegd als extra
beveiliging voor de systeemprogramma's op de computer. Normaal gespro-
ken is de gehele inhoud van de EEPROM van de systeemprogramma's
beveiligd tegen schrijven met een zachte vergrendeling. Met een zachte ver-
grendeling kan het programma Extern beheer nog steeds functioneren bin-
nen een netwerkomgeving. Met een harde vergrendeling is na het aanzetten
van de computer en het voltooien van de opstartprocedure het programma
Extern beheer vergrendeld. Extern beheer kan pas worden ontgrendeld wan-
neer u de computer opnieuw opstart en het configuratiewachtwoord opgeeft.
Dit betekent in een netwerkomgeving dat systeemprogramma's op uw com-
puter niet van op afstand kunnen worden bijgewerkt. Er moet dan lokaal
iemand zijn die de computer uitzet en opnieuw opstart en het configuratie-
wachtwoord opgeeft.
v Op bepaalde modellen zit een inbraakverklikker die u waarschuwt wanneer
de kap van de computer open is geweest. Deze voorziening werkt, ongeacht
of de computer aan of uit staat. Als de kap was geopend, verschijnt het
verzoek om het configuratiewachtwoord op te geven en blijft de computer in
een wachtstand totdat het configuratiewachtwoord is opgegeven.
v Pas na het opgeven van het configuratiewachtwoord kunt u instellingen
wijzigen in het Configuratieprogramma. Eventuele wijzigingen in de hard-
ware van de computer die door de systeemprogramma's worden ontdekt,
genereren dan een configuratiefout die pas kan worden hersteld na het
opgeven van het configuratiewachtwoord.
U kunt Extra beveiliging als volgt in- of uitschakelen:
1. Werk de systeemprogramma's bij. Zie "Systeemprogramma's bijwerken" op
pagina 23.
2. Tijdens het bijwerken van de systeemprogramma's kunt u kiezen of u de
extra beveiliging wilt in- of uitschakelen. Uw keuze wordt automatisch
opgeslagen in het menu Systeembeveiliging van het Configuratie-
programma.
Beveiligingsprofiel per apparaat
Met Beveiligingsprofiel per apparaat kunt u het beveiligingsniveau instellen
voor:
36
Handboek voor de gebruiker