De richtingaanwijzer met het
kuipdeel op de posities 5 en 6
aanbrengen.
De schroef 3 aanbrengen; het
kuipdeel daarbij vasthouden.
Achteruitkijkspiegels instellen.
Starten met
hulpstartkabels
De bedrading naar de con-
tactdoos is niet berekend
op het starten van de motor
m.b.v. hulpstartkabels. Een te
hoge stroomsterkte kan tot brand
of schade aan de boordelektroni-
ca leiden.
Bij starthulp de contactdoos niet
gebruiken.
Het aanraken van onder
spanning staande delen van
het ontstekingssysteem bij draai-
ende motor kan tot elektrische
schokken leiden.
Bij draaiende motor geen onder-
delen van het ontstekingssys-
teem aanraken.
Door contact tussen de
pooltangen van de start-
kabels en de motorfiets kan kort-
sluiting ontstaan.
Alleen startkabels met volledig
geïsoleerde pooltangen
gebruiken.
Starthulp met een hogere
spanning dan 12 V kan tot
schade aan de boordelektronica
leiden.
De accu van het stroomleverende
voertuig moet een spanning van
12 V hebben.
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
De berijders-buddyseat verwij-
deren (
77).
Tijdens de starthulp de accu
niet van het boordnet losma-
ken.
Beschermkap van de pluspool
verwijderen.
De rode hulpstartkabel eerst
op de pluspool van de ontladen
accu en daarna op de pluspool
van de hulpaccu aansluiten.
De zwarte hulpstartkabel op de
minpool van de hulpaccu en
8
135
z