Met de toets Parameterkeuze de gewenste lasparameters kiezen waarmee
6
het lasvermogen moet worden bepaald:
Plaatdikte
Lasstroom
Draadsnelheid
Lasspanning
Stel met behulp van het stelwiel de betreffende lasparameter in.
7
De waarde van de parameter wordt op het daarvoor geschikte digitale scherm
getoond.
De parameters plaatdikte, lasstroom, draadsnelheid en lasspanning zijn recht-
streeks met elkaar verbonden. Het is voldoende om een van de parameters te wij-
zigen, aangezien de rest van de parameters daar meteen op worden afgestemd.
In beginsel blijven alle met behulp van het stelwiel ingestelde parameterwaarden
tot de volgende wijziging opgeslagen. Dat geldt ook als de stroombron tussen-
tijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt. Voor het weergeven van de wer-
kelijke lasstroom tijdens het lasproces de parameter Lasstroom kiezen.
Gasflesventiel openen
8
Hoeveelheid beschermgas instellen:
9
-
Toets Gascontrole aantippen
-
De stelschroef aan de onderkant van de drukverminderaar aandraaien
totdat de manometer de gewenste gashoeveelheid aangeeft
-
Toets Gascontrole opnieuw aantippen
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel en materiële schade door elektrische schok en vrij-
komende draadelektrode.
Bij het indrukken van de brandertoets:
▶
de lasbrander van gezicht en lichaam weghouden
▶
een geschikte veiligheidsbril gebruiken
▶
de lasbrander niet op personen richten
▶
erop letten dat de draadelektrode geen elektrisch geleidende of geaarde de-
len raakt (zoals behuizingen enz.)
brandertoets indrukken en met de laswerkzaamheid beginnen
10
69