zijn. Bij schades die hierdoor
5
veroorzaakt zijn, vervalt de
garantie.
56
De motorelektronica-
regeleenheid niet
manipuleren.
Controlelijst
Gebruikt u de navolgende
controlelijst, om voor elke rit
z
belangrijke functies, instel-
lingen en slijtagegrenzen te
controleren.
Remwerking
Remvloeistofpeil, voor en
achter
Werking van de koppeling
Demperinstelling en veer-
voorspanning
Bandenspanning en profiel-
diepte
Veilige bevestiging van de
koffer en bagage
Met regelmatige tussenpozen:
Motoroliepeil (bij iedere
tankstop)
Slijtage remblokken (bij elke
derde tankstop)
Starten
Zijstandaard
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingeschakelde
versnelling kan de motor niet
worden gestart. Als de mo-
tor in de neutraalstand wordt
gestart en als vervolgens bij
uitgeklapte zijstandaard een
versnelling wordt ingescha-
keld, slaat de motor af.
Versnellingsbak
De motor kan in de neutraal-
stand of met ingeschakelde
versnelling met bediende kop-
peling worden gestart. De
koppeling pas bedienen nadat
het contact is ingeschakeld;
anders kan de motor niet wor-
den gestart. In de neutraal-
stand brandt de controlelamp
voor de neutraalstand groen
en geeft de versnellingsindi-
catie op het multifunctioneel
display
N
aan.
Motor starten
Noodstopschakelaar 1 in
bedrijfsstand A.
De smering van de ver-
snellingsbak is alleen
bij draaiende motor gegaran-
deerd. Onvoldoende smering
kan tot schade aan de trans-
missie leiden.
De motorfiets bij uitgescha-
kelde motor niet gedurende