Starten met
7
hulpstartkabels
104
De bedrading naar de
contactdoos is niet be-
rekend op het starten van de
motor m.b.v. hulpstartkabels.
Een te hoge stroomsterkte
kan tot brand of schade aan
de boordelektronica leiden.
Bij starthulp de contactdoos
niet gebruiken.
Het aanraken van onder
z
spanning staande delen
van het ontstekingssysteem
bij draaiende motor kan tot
elektrische schokken leiden.
Bij draaiende motor geen on-
derdelen van het ontstekings-
systeem aanraken.
Door contact tussen de
pooltangen van de start-
kabels en de motorfiets kan
kortsluiting ontstaan.
Alleen startkabels met volle-
dig geïsoleerde pooltangen
gebruiken.
Starthulp met een ho-
gere spanning dan 12 V
kan tot schade aan de boord-
elektronica leiden.
De accu van het stroomle-
verende voertuig moet een
spanning van 12 V hebben.
Buddyseat verwijderen.
(
48)
Het accuvakdeksel verwij-
deren. (
106)
Tijdens de starthulp de accu
niet van het boordnet los-
maken.
De motor van de stroomle-
verende motorfiets of auto
tijdens de starthulp laten
draaien.
De rode hulpstartkabel eerst
op de pluspool 2 van de
ontladen accu en daarna
op de pluspool van de hulp-
accu aansluiten.
De zwarte hulpstartkabel op
de minpool van de hulpaccu
en daarna op de minpool 1
van de ontladen accu aan-
sluiten.
De motorfiets met de ont-
laden accu normaal star-
ten. Bij het mislukken van