Systeemintegratie
3.3.3.4 Motorisolatie
Voor motorkabels ≤ de maximale kabellengte zoals
aangegeven in 6.3 Algemene specificaties worden de
volgende motorisolatiewaarden aangeraden, omdat de
piekspanning twee keer zo hoog kan worden als de DC-
tussenkringspanning of 2,8 keer zo hoog als de
netspanning, vanwege transmissielijneffecten in de
motorkabel. Wanneer de motor een lagere isolatiewaarde
heeft, wordt aangeraden om gebruik te maken van een
dU/dt- of sinusfilter.
Nominale netspanning
Motorisolatie
≤ 420 V
Standaard U
U
N
420 V < U
≤ 500 V
Versterkt U
N
Tabel 3.8 Netspanning en motorisolatie
3.3.3.5 Motorlagerstromen
Alle motoren die worden gebruikt met FC 302 frequentie-
omvormers met een vermogen van 90 kW of hoger
moeten zijn uitgerust met NDE (Non-Drive End)
geïsoleerde lagers om circulerende lagerstromen te
voorkomen. Om de DE (Drive End) lager- en asstromen tot
een minimum te beperken, is een juiste aarding van de
omvormer, motor, aangedreven machine en motor voor de
aangedreven machine vereist.
Standaard beperkingsstrategieën
1.
Gebruik een geïsoleerde lager.
2.
Hanteer zeer strikte installatieprocedures.
-
Zorg ervoor dat de motor en belasting-
smotor zijn uitgelijnd.
-
Volg de EMC-installatierichtlijnen strikt
op.
-
Versterk de PE zodat de hoogfrequen-
timpedantie in de PE lager is dan in de
ingangvoedingskabels.
-
Zorg voor een goede hoogfrequentaan-
sluiting tussen de motor en de
frequentieomvormer, bijvoorbeeld door
middel van een afgeschermde kabel met
een 360°-aansluiting in de motor en de
frequentieomvormer.
-
Zorg ervoor dat de impedantie van de
frequentieomvormer naar de
gebouwaarde lager is dan de aardings-
impedantie van de machine. Dit kan
lastig zijn bij pompen.
-
Maak een directe aardverbinding tussen
de motor en belastingsmotor.
3.
Verlaag de IGBT-schakelfrequentie.
4.
Pas de golfvorm van de omvormer aan: 60° AVM
vs SFAVM.
®
VLT
Decentral Drive FCD 302 Design Guide
= 1300 V
LL
= 1600 V
LL
®
MG04H110 – VLT
is gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
5.
Installeer een aardingssysteem voor de as of
gebruik een isolatiekoppeling.
6.
Breng een geleidend smeermiddel aan.
7.
Gebruik de minimale snelheidsinstelling, indien
mogelijk.
8.
Probeer ervoor te zorgen dat de lijnspanning is
gebalanceerd ten opzichte van de aarde. Dit kan
lastig zijn bij IT-, TT- en TN-CS-systemen of
systemen met één zijde geaard.
9.
Gebruik een dU/dt-filter of sinusfilter.
3.3.4 Extreme bedrijfscondities
Kortsluiting (motorfase-fase)
De frequentieomvormer is beveiligd tegen kortsluiting
door middel van stroommetingen in elk van de drie
motorfasen of in de DC-tussenkring. Een kortsluiting tussen
twee uitgangsfasen veroorzaakt een overstroom in de
omvormer. De omvormer wordt afzonderlijk uitgeschakeld
als de kortsluitstroom de toegestane waarde (Alarm 16 Uit
& blokk.) overschrijdt.
Zie de ontwerprichtlijnen voor het beveiligen van de
frequentieomvormer tegen kortsluiting aan de loadsharing-
en remuitgangen.
Schakelen aan de uitgang
Schakelen aan de uitgang tussen de motor en de frequen-
tieomvormer is toegestaan. Het is niet mogelijk de
frequentieomvormer te beschadigen door aan de uitgang
te schakelen. Er kunnen echter wel foutmeldingen worden
gegenereerd.
Door de motor gegenereerde overspanning
De spanning in de tussenkring neemt toe wanneer de
motor als generator werkt, en wel in de volgende situaties:
1.
De belasting drijft de motor aan (bij een
constante uitgangsfrequentie vanaf de frequentie-
omvormer), wat betekent dat de belasting
energie opwekt.
2.
Als gedurende het vertragen (uitlopen) het
traagheidsmoment hoog is, is de wrijving laag en
de uitlooptijd te kort om de energie te kunnen
afvoeren als een verlies in de frequentieom-
vormer, de motor en de installatie.
3.
Een onjuiste instelling van de slipcompensatie
kan leiden tot een hogere DC-tussenkring-
spanning.
4.
Tegen-EMK bij gebruik van een PM-motor. In
geval van vrijlopen bij hoge toerentallen bestaat
de kans dat de tegen-EMK van de PM-motor de
maximale spanningstolerantie van de frequentie-
omvormer overschrijdt en schade veroorzaakt. De
3
3
37