Inhoudsopgave
Advertenties
8-3. Storingen
Probleem
Bij het indrukken van de toortsschakelaar
wordt
de
draadaanvoerunit
geactiveerd. Er stroomt geen bescherm-
gas en er wordt geen draad aangevoerd.
Er wordt lasdraad aangevoerd, het
beschermgas stroomt, maar er is geen
lasspanning.
De toevoer van lasdraad is onregelmatig. Controleer of de juiste draaddiameter is gekozen (zie hoofdstuk 7-2).
De boog varieert en de lasdraad komt
vervormd uit het pistool.
Geen lasuitgangsspanning; de toorts of
de aanvoerunit werkt niet.
Sterk variërende, onbetrouwbare
uitgangsspanning.
Draad
wordt
niet
doorgevoerd;
'burnback' in contacttip.
Toorts raakt oververhit (watergekoelde
uitvoering).
De motor draait niet.
Toortskalibratie
G. Cal
ERR.1
Toortskalibratie
G. Cal
ERR.2
Controleer of the stekker van bedieningskabel van de toorts wel goed in de aanvoerunit gemonteerd zit
(zie hoofdstuk 4-6).
niet
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de optionele waterstroomschakelaar nakijken,
indien van toepassing.
Controleer of de werkstukkabel en de toortslaskabel wel goed aangesloten zitten.
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Reinig of vervang zo nodig aandrijfrollen.
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
Controleer of de juiste draaddiameter is gekozen (zie hoofdstuk 7-2).
Controleer de aansluiting van de bedieningskabel van de toorts op het voorpaneel van de aanvoerunit
(zie hoofdstuk 4-6).
Reinig alle aansluitingen en zet ze vast.
Vervang de contacttip.
Controleer of de juiste draaddiameter is gekozen (zie hoofdstuk 7-2).
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
Bij het lassen van aluminium is het belangrijk om een minimale druk van de aandrijfrollen te gebruiken
en een minimale remdruk, om zo een consistente draadaanvoer te bereiken.
Controleer of de aandrijfrol de juiste maat heeft.
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
De hoeveelheid koelvloeistof moet minstens 0,95 liter ('1 quart') per minuut zijn.
Door corrosie in toorts stroomt de koelvloeistof niet goed door. Spoel het koelsysteem door, reinig het filter
van het koelsysteem, reinig fittingen.
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de draadaanvoerunit nakijken.
Leg de toortskabel uitgerold en recht.
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer of de juiste draaddiameter is gekozen (zie hoofdstuk 7-2).
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur het signaal van de toerenteller nakijken.
Controleer of de lasdraad door de contacttip wordt gevoerd.
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer of de aandrijfrol de juiste maat heeft.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur het signaal van de toerenteller nakijken.
!
Ontkoppel de voeding voordat u met het verhelpen
van de storing begint.
Oplossing
OM−243 346 pagina 31
Advertenties
Inhoudsopgave
