7-5. Een kratervulvolgorde instellen in de keuzestand Synergische puls
Om de kratervuller (crater fill) in te
schakelen, drukt u op de KRATERTOETS.
De BIJBEHORENDE LED gaat branden.
Om de kratervuller uit te schakelen drukt u
nogmaals op de KRATERTOETS. De LED
gaat uit om aan te geven dat de kratervuller
inactief is.
.
De
standaardwaarde
kratervuller af fabriek is (AUTO). Deze
instelling (AUTO) heeft voorgeconfi-
gureerde parameters. De kratervuller
kan ook handmatig worden ingesteld
door (MAN) te kiezen. De krater-
instellingen zijn wijzigbaar in het
KRATERMENU.
.
De hechtlaskratertijd (crater tack time)
is instelbaar zowel bij automatische als
handmatige instelling.
Om in het KRATERMENU te komen houdt
u de KRATERTOETS ingedrukt totdat de
KRATERMENU-INDICATOR oplicht.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende
menukeuzen
verschijnen in het LINKER SCHERM.
Verdraai de RECHTER INSTELKNOP om
waarden te veranderen in het RECHTER
SCHERM.
Om het KRATERMENU te verlaten drukt u
weer kort op de KRATERTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
SNELHEID IN
STARTPERIODE
SNELHEID
BIJ LASSEN
SNELHEID BIJ
KRATERVULLEN
SNELHEID BIJ
DRAADINVOER
VOOR-
DRAAD-
GASTIJD
INVOER
TOORTSSCHAKELAAR
INGEDRUKT
Crater Mode (CRTR) - bepaalt de
kraterfunctie (AUTO of MAN).Wanneer de
kraterfunctie wordt ingesteld op (AUTO),
worden de standaard fabrieksingestelde
parameters gebruikt. De (AUTO) para-
meterwaarden verschijnen in het menu
maar ze zijn niet bijstelbaar. Wanneer de
kraterfunctie wordt ingesteld op (MAN) dan
is elke parameter bijstelbaar.
voor
de
Crater
Wire
(=Aanvoersnelheid
kratervullen) - Dit stelt de lasdraad-
aanvoersnelheid tijdens het kratervullen in.
Dit wordt uitgedrukt als percentage van de
aanvoersnelheid tijdens het lassen. Het
bereik van deze instelling is 0,30x tot 1,00x.
Voorbeeld: Als de aanvoersnelheid bij het
lassen 200 is en WFS is 0,50x, dan geldt in
de kraterperiode een aanvoersnelheid
van 100.
Crater Arc Length (ARC.L) (= krater-
booglengte) - Dit maakt de boog langer of
korter tijdens het kratervullen. Dit wordt
uitgedrukt
als
ingestelde booglengte tijdens het lassen.
te
laten
Het bereik van deze instelling is 0,5 x tot
1,5 x. Voorbeeld: Als de lasbooglengte bij
het lassen 50 is en ARC.L is 0,50x, dan
geldt in de kraterperiode een booglengte
van 25.
.
Als in het INSTELMENU OP HET
TWEEDE NIVEAU de instelling PULS
START-
START-
TIJD
OVERGANGSTIJD
BEGIN VAN HET
LASSEN
Feed
Speed
(WFS)
(WFS)
bij
het
percentage
van
de
LASSEN
KRATER-
OVERGANGSTIJD
TOORTSSCHAKELAAR
LOSGELATEN
op VOLT staat, dan wordt in plaats van
de booglengte bij het krateren de
spanning (VOLT) bij het krateren
getoond.
Crater Voltage (VOLT) (= kraterspanning
(VOLT)) - Dit bepaalt de spanning in de
kratertijd. Het bereik van deze instelling
hangt af van de stroombron bij MIG-lassen
en varieert met het gekozen gastype en
draadtype in het Pulserend MIG-proces.
Als de stroombron ingesteld is op
Pulserend MIG, dan zal de kraterspanning
veranderen als het draadtype of de soort
beschermgas wordt veranderd.
Crater
Ramp
Time
(=
overgangstijd (RAMP)) - Dit is de tijdsduur
van de overgang van de aanvoersnelheid
bij het lassen tot de aanvoersnelheid bij het
kratervullen. Het bereik van deze instelling
is 0,1 tot 5,0 seconden.
Crater Fill Time (= kratervultijd (TIME)) -
Dit is de hoeveelheid tijd dat de
aanvoersnelheid
actief
is
kratervullen. Het bereik van deze instelling
is 0,1 tot 5,0 seconden.
Crater Tack Time (= kraterhechtlastijd
(TACK))
-
Deze
instelling
hechtlassen
(tack
welding)
kratervullen. Het kratervullen is niet actief
als de boogtijd korter is dan de ingestelde
tijd. Het bereik van deze instelling is 0,1 tot
5,0 seconden.
KRATERVULLEN
NAGASTIJD
KRATER-
TIJD
EIND VAN HET
LASSEN
OM−243 346 pagina 27
Krater-
bij
het
is
voor
zonder
EINDE
SEQUENCE