HOOFDSTUK 7 − PROGRAMMEREN
7-1. Instelmenu (setup)
Om het INSTELMENU te bereiken drukt u
op de INSTELTOETS. De INSTELMEN-
UINDICATOR en de INSTELTOETSINDI-
CATOR branden.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende menukeuzes te laten ver-
schijnen in het LINKER MENU. Verdraai
de RECHTER INSTELKNOP om waarden
te veranderen in het RECHTER MENU.
Om het INSTELMENU te verlaten drukt u
weer kort op de INSTELTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
Werking
van
de
toortsschakelaar
(TRIG) - Mogelijke waarden zijn (STD,
HOLD en SPOT).
Trigger Hold Delay (HOLD) (= Vertra-
ging houdfunctie (HOLD) ) - Extra instel-
ling die alleen verschijnt als de toorts-
schakelaar was ingesteld op de houdfunc-
tie (TRIG HOLD). Het is de tijd dat de
toortsschakelaar ten minste moet worden
vastgehouden om de houdfunctie actief te
laten worden. Er is een ingebouwde maxi-
mumtijd waarbinnen de toortsschakelaar
moet worden losgelaten om de houdfunctie
actief te laten worden. Dit maximum is altijd
4,0 seconden langer dan het ingestelde
minimum. Een voorbeeld: als de minimale
houd-tijd is ingesteld op 2,0 seconden, dan
moet de toortsschakelaar minstens 2,0 se-
conden maar niet langer dan 6,0 seconden
worden vastgehouden om te houdfunctie
te activeren. Als de houdfunctie actief is,
blijft er lasdraad worden aangevoerd totdat
de toortsschakelaar opnieuw wordt inge-
drukt en losgelaten.
Aantekeningen
Trigger Spot Time (SPOT = Puntlas-tijd)
- Extra instelling die alleen verschijnt als de
toortsschakelaar was ingesteld op de
houdfunctie (TRIG SPOT). De puntlas-tijd
is de gecombineerde tijd van de start
(indien van toepassing) en de lasvolgorde.
Het lassen stopt als die tijdsduur voorbij is,
of als de schakelaar wordt losgelaten, wat
het eerste gebeurt. Bij het loslaten van de
toortsschakelaar wordt de 'puntlas'-tijd
teruggesteld.
Remote Process Select (= Proceskeuze
op afstand) - Bij MIG-lassen toont de
linker display altijd de spanning. Bij
Pulserend MIG (PULS) is in het menu op
het tweede niveau de optie Display PULS
instelbaar, die bepaalt of links de spanning
staat (VOLT) of de booglengte (ARC.L).
.
Een stroombron die geschikt is voor
proceskeuze op afstand (remote
process select) schakelt automatisch
naar het gekozen lasproces als deze
optie
wordt
veranderd
draadaanvoerunit. De keuzes i.v.m.
lasdraad en bescherm- gas voor elk
lasproces moeten gemaakt worden op
de stroombron.
.
Als de functie Programmakeuze met
toortsschakelaar
(SCHD,
hoofdstuk 7-2) ingeschakeld is, dan is
de optie lasproces (weld proces)
onafhankelijk instelbaar voor elk
programma. Zo kan de lasser op
afstand het lasproces op stroombron
en
aanvoerunit
simpelweg
toortsschakelaar te bedienen.
Voorgas (PRE) - De tijd dat het
beschermgas al
toortsschakelaar is ingedrukt en voordat
een lasboog mag worden gevormd. Het
bereik van deze instelling is 0,0 tot
5,0 seconden.
Nagas (POST) - De tijd dat het
beschermgas blijft doorstromen terwijl de
lasboog er niet meer is. Het bereik van
deze instelling is 0,0 tot 10,0 seconden.
Draadinvoersnelheid
aanvoer- snelheid vóór het aanstrijken van
de lasboog. Dit wordt uitgedrukt als
percentage van de aanvoersnelheid
tijdens het lassen. Het bereik van deze
instelling is 0,10 x (X0.10) tot 0,99 x, of OFF
(uit). Voorbeeld: Als de lasdraadaanvoer-
snelheid 200 is en R-IN is ingesteld op
X0.50, dan is de aanloopsnelheid 100.
op
de
Profile Pulse ON/OFF (= Profielpuls
AAN/UIT) - Staat deze instelling op ON,
dan worden de pulsparameters en de
aanvoersnelheid zo op elkaar afgestemd
dat er een las met een vast rimpelpatroon
ontstaat.
zie
.
Als PROFILE PULSE aan staat kunnen in
het INSTELMENU extra menu-ingangen
verschijnen
PULSE. Zie hoofdstuk 7-7.
veranderen,
door
kort
te
stroomt
nadat
de
(R-IN)
-
De
speciaal
voor
PROFILE
OM−243 346 pagina 23