Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING:
Zorg dat het voertuig rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer hij iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen.
4. Verwijder de peilstok en veeg deze
schoon. Steek de peilstok terug in de
olievulopening
(zonder
draaien) en verwijder dan opnieuw om
het olieniveau te controleren.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU38995
1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
5. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep
staat, verwijder dan de olievuldop en
vul voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
vast
te
1. Olievuldop
6. Steek de peilstok in en draai deze vast
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
2. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
voor
minimumniveau
3. Start de motor, laat hem een paar mi-
4. Zet een oliecarter onder de motor om
5. Verwijder de olievuldop en de aftap-
6-12
en installeer dan de olievuldop en
draai vast.
grond.
pagina 6-7.)
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
de gebruikte olie op te vangen.
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
6