❒ controleer of de groef F fig. 100 van de krik goed
om de rand G fig. 100 van de chassisbalk valt;
❒ waarschuw eventuele omstanders dat de auto
wordt opgekrikt; zorg ervoor dat ze zich niet in de
nabijheid van de auto bevinden en de auto vooral
niet aanraken totdat deze weer geheel op de
grond staat;
fig. 99
❒ plaats de slinger H fig. 100 in de krik I fig. 100 en
zet de auto omhoog, totdat het wiel enige
centimeters los is van de grond. Als u de slinger
draait, moet u zorgen voor voldoende werkruimte,
zodat u geen schaafwonden aan u hand oploopt
door contact met de grond. Ook de bewegende
delen van de krik (schroefdraad en scharnieren)
kunnen letsel veroorzaken: Reinig uw handen
zorgvuldig als deze met vet in contact zijn geweest;
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het noodreservewiel schoon
zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat
hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen
loslopen;
❒ monteer het noodreservewiel zodanig dat de pen
N fig. 101 in een van de gaten O fig. 101 op het
wiel valt;
G
fig. 100
F0S0328
I
F
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
H
ALFABETISCH
REGISTER
F0S0129
139