3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
■
Beslaan van de voorportierruiten
■
Luchttoevoerstand (auto's met luchttoevoerknop)
Zet bij het rijden op stoffige wegen, zoals tunnels, of in druk verkeer de luchttoe-
voerknop in de recirculatiestand. Zo wordt voorkomen dat er buitenlucht de auto
instroomt. Wanneer tijdens het koelen de recirculatiestand wordt ingeschakeld,
wordt ook het interieur van de auto efficiënt gekoeld.
■
Wanneer het controlelampje in
toets koel- en ontvochtigingsfunctie aan/uit)
Druk op
schakelen. Er kan een storing aanwezig zijn in de airconditioning als het contro-
lelampje weer dooft. Schakel de airconditioning uit en laat het systeem controle-
ren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
■
Wanneer de buitentemperatuur tot bijna 0°C daalt (auto's met toets koel- en
ontvochtigingsfunctie aan/uit)
De ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk niet, ook niet als op
gedrukt.
166
De zijruiten vóór kunnen snel worden ont-
wasemd door de uitstroomopeningen opzij
erop te richten.
om de koel- en ontvochtigingsfunctie uit en weer in te
uit zichzelf dooft (auto's met
wordt