WAARSCHUWING
●
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand R.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
●
Zet de selectiehendel tijdens het achteruitrijden niet in stand E of M (auto's met
een Multi-Mode Transmissie), of in de 1e versnelling (auto's met een handge-
schakelde transmissie).
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
●
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N. Als u dat wel doet,
wordt de verbinding tussen de motor en de transmissie verbroken. Als de
transmissie in stand N staat, is afremmen op de motor niet mogelijk.
●
Zet de motor niet uit tijdens het rijden. Door de motor tijdens het rijden uit te
zetten, verliest u niet de controle over het stuurwiel of de remmen, maar werkt
de bekrachtiging van deze systemen niet meer. Hierdoor zullen het remmen
en sturen veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval de auto aan de
kant zodra dit veilig kan.
In geval van nood, bijvoorbeeld als het onmogelijk is om de auto op de nor-
male manier tot stilstand te brengen: Blz. 331
●
Rem bij het afdalen van een steile helling af op de motor (terugschakelen) om
de snelheid te verminderen.
Het continu gebruiken van de remmen kan leiden tot oververhitting en een ver-
minderde remwerking. (Blz. 123, 128)
●
Trap tijdens het stilstaan op een helling het rempedaal in en activeer de par-
keerrem om te voorkomen dat de auto voor- of achteruit rolt en een aanrijding
wordt veroorzaakt.
●
Verstel het stuurwiel, de stoel en de binnen- of buitenspiegel niet tijdens het rij-
den.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig
letsel kan ontstaan.
●
Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere lichaamsdelen
binnen de auto houden omdat ze anders ernstig letsel kunnen oplopen.
2-1. Rijprocedures
2
113