Het extra veiligheidspotentieel
6
niet door een riskante rijstijl
weer beperken.
116
Bijzondere situaties
Bij toenemende scheefstand
wordt het acceleratievermogen
overeenkomstig de natuurkun-
dige wetten steeds verder inge-
perkt. Daardoor is het mogelijk
dat vanuit scherpe bochten ver-
traagd wordt geaccelereerd.
Om een doordraaiend of weg-
glijdend achterwiel te herkennen
worden onder andere de toe-
z
rentallen van voor- en achterwiel
vergeleken. Indien over een lan-
gere periode niet aannemelijke
waarden worden herkend, wordt
om veiligheidsredenen de ASC-
functie uitgeschakeld en een
ASC-storing weergegeven. Voor-
waarde voor een storingsmelding
is een afgesloten zelfdiagnose.
De volgende ongewone
rijtoestanden kunnen een
automatische uitschakeling
van de BMW Motorrad ASC
veroorzaken:
Rijden op het achterwiel
(Wheelie) bij gedeactiveerde
ASC gedurende langere tijd.
Het achterwiel laten draaien bij
bediende voorwielrem (Burn
Out).
Warmdraaien op de midden- of
hulpstandaard met ingescha-
kelde neutraalstand of inge-
schakelde versnelling.
Door uit- en inschakelen van het
contact en aansluitend rijden met
een minimumsnelheid wordt de
ASC weer geactiveerd.
Minimumsnelheid voor
de activering van de
ASC
min 10 km/h
Als het voorwiel bij een extreme
acceleratie het contact met de
weg verliest, vermindert de ASC
het motorkoppel, tot het voorwiel
weer de weg raakt.
BMW Motorrad raadt in dit ge-
val aan de gashendel iets terug
te draaien, om zo snel mogelijk
weer een stabiele rijtoestand te
bereiken.
Op een gladde ondergrond moet
de gashendel nooit plotseling vol-
ledig worden teruggedraaid, zon-
der tegelijkertijd de koppeling te
bedienen. Het motorremkoppel
kan tot een blokkerend achterwiel
en daarmee tot een instabiele rij-
toestand leiden. Dit kan door de
BMW Motorrad ASC niet gecon-
troleerd worden.