BEDIENINGSORGANEN
WAARSCHUWINGS-
KNIPPERLICHTEN fig. 68
Druk op de schakelaar A, ongeacht de
stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, branden
Î
¥
de lampjes
en
op het instrumen-
tenpaneel.
Druk voor uitschakeling de schakelaar A
nogmaals in.
Het gebruik van de waarschuwingsknip-
perlichten is afhankelijk van de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt. Houdt
u aan de voorschriften.
fig. 68
Noodstop
Bij een noodstop schakelen automatisch de
waarschuwingsknipperlichten in en gaan ge-
Î
¥
lijktijdig de lampjes
en
op het instru-
mentenpaneel branden.
De functie schakelt automatisch uit als de
remvertraging niet meer het karakter van
een noodstop heeft.
Deze functie voldoet aan de huidige wet-
telijke voorschriften.
F0L0034m
fig. 69
MISTLAMPEN VOOR
(indien aanwezig) fig. 69
Druk bij ingeschakelde buitenverlichting
op knop 5 .
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 5 branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop.
ATTENTIE
Het gebruik van de waar-
schuwingsknipperlichten is
afhankelijk van de wetgeving van het
land waarin u zich bevindt. Houdt u
aan de voorschriften.
F0L0035m
71