REGENSENSOR
(indien aanwezig)
De regensensor bevindt zich achter de
binnenspiegel en staat in contact met de
voorruit. De sensor zorgt ervoor dat de
frequentie van de slagen van de ruiten-
wissers, tijdens het wissen met interval,
automatisch wordt aangepast aan de hoe-
veelheid regen op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omge-
ving van de sensor schoon.
Inschakelen fig. 64
Plaats de rechter hendel een stand naar
beneden (stand B).
Als de regensensor wordt ingeschakeld,
maken de ruitenwissers 1 slag.
Als u de draaiknop F draait, kunt u de ge-
voeligheid van de regensensor verhogen.
66
fig. 64
Als de gevoeligheid van de regensensor
verhoogd wordt, maken de ruitenwissers
1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor, werkt het nor-
male reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automatische
werking.
Uitschakelen fig. 64
Zet de hendel in stand B of draai de start-/
contactsleutel in stand OFF.
Als de motor daarna wordt gestart (sleu-
tel in stand MAR), schakelt de regensen-
sor niet weer in, ook niet als de hendel in
stand B is blijven staan. Voor het inscha-
kelen van de regensensor moet de hendel
in stand A of C worden gezet en daarna
in stand B of de knop voor het instellen
van de gevoeligheid worden gedraaid.
Als de regensensor op deze wijze opnieuw
wordt ingeschakeld, maken de ruitenwis-
sers ten minste 1 slag, ook bij een droge
ruit.
De regensensor is in staat om de volgen-
de omstandigheden te herkennen en zijn
gevoeligheid hieraan aan te passen:
❒ vuil op het controle-oppervlak (zout-
aanslag, vuil enz.);
F0L0030m
❒ verschil tussen dag en nacht.
ATTENTIE
Door waterstrepen kunnen
de ruitenwissers ongewenst
inschakelen.