aan te geven. Als het lampje blijft branden
of tijdens het rijden gaat branden:
❒ continu branden: duidt op een defect in
het inspuit-/ontstekingssysteem. Dit
kan tot gevolg hebben dat schadelijke
uitlaatgasemissie toeneemt, de pres-
taties verminderen, de auto slechter
gaat rijden en het brandstofverbruik
toeneemt.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
U kunt onder deze omstandigheden door-
rijden zonder te veel van de motor te ei-
sen of met hoge snelheid te rijden. Als lang
met een brandend waarschuwingslampje
wordt doorgereden, kunnen beschadigin-
gen ontstaan. Wendt u zo snel mogelijk
tot de Fiat-dealer. Het lampje dooft als de
storing verdwijnt. De storing wordt door
het systeem in het geheugen opgeslagen.
❒ knipperend: duidt op een mogelijke be-
schadiging van de katalysator (zie
"EOBD-systeem" in het hoofdstuk
"Dashboard en bediening").
Als het lampje knippert, moet het gaspe-
daal worden losgelaten zodat de motor
met lage toerentallen draait en het lamp-
je niet meer knippert; u kunt met matige
snelheid doorrijden waarbij rij-omstan-
digheden moeten worden vermeden die
kunnen leiden tot het opnieuw gaan knip-
peren van het lampje. Wendt u zo snel
mogelijk tot de Fiat-dealer.
150
Als u de contactsleutel in
stand ON draait en het lamp-
U
je
gaat niet branden of
het gaat branden of knippe-
ren tijdens het rijden (bij enkele uit-
voeringen verschijnt ook een melding
op het display), wendt u dan zo snel
mogelijk tot de Fiat-dealer. De werking
U
van het lampje
kan worden gecon-
troleerd met behulp van speciale ap-
paratuur van de verkeerspolitie. Houdt
u aan de wetgeving van het land waar-
in u rijdt.
RESERVEBRANDSTOF
ç
(geel)
Als u de contactsleutel in stand
ON draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog onge-
veer 5 liter brandstof aanwezig is.
BELANGRIJK Als het waarschuwings-
lampje knippert, dan is er een storing in
het systeem. Wendt u in dit geval tot de
Fiat-dealer om het systeem te laten con-
troleren.
VOORGLOEI
m
-INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen -
geel)
STORING VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen - geel)
Voorgloeibougies
Als u de contactsleutel in stand ON draait,
gaat het lampje branden. Het lampje dooft
als de voorgloeibougies de vooraf inge-
stelde temperatuur hebben bereikt. Start
de motor zodra het lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een hoge buitentempe-
ratuur kan het lampje zeer kort branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er een sto-
ring is in de voorgloei-installatie. Wendt u
zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.