Het totale energieverbruik van deze ac-
cessoires (standaard en achteraf gemon-
teerde accessoires) moet, bij uitgenomen
contactsleutel, minder zijn dan 0,6 mA x
Ah (van de accu), zoals in de volgende ta-
bel staat vermeld:
Accu van
bij stilstaande motor
70 Ah
90 Ah (*)
(*) Uitvoeringen met diefstalalarm.
210
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de
twee weken en voor een lange rit, wor-
den gecontroleerd: de bandenspanning
moet bij koude banden worden gecon-
troleerd.
Maximum
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-
stroomverbruik
ning toe; zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf "Wielen" in
het hoofdstuk "Technische gegevens".
42 mA
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt
54 mA
een onregelmatige slijtage van de banden:
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage van
het loopvlak.
B te lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
C te hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de
profieldiepte van het loopvlak minder is
dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de
bepalingen van het land waarin u rijdt.
fig. 17
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
❒ Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepranden,
kuilen en andere obstakels. Het lang-
durig rijden op een slecht wegdek kan
de banden beschadigen;
❒ controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of
slijtplekken op het loopvlak. Als u de-
ze gebreken constateert, wendt u dan
tot de Fiat-dealer;
❒ rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: hierdoor kunnen de banden en
de velgen ernstig beschadigd worden;
F0L0159m