106
100
Pos. aanduiding / functie
- Waarschuwingslampjes „sensorfout"
De waarschuwingslampjes 1-4 van de afzonderlijke balkdelen branden bij
A
een fout van de desbetreffende sensor.
108
Sensor controleren. De regelaar werkt volgens het noodprogramma.
A
- Statusindicatie verwarming
Controlelampjes 1-4 van de afzonderlijke verwarmingen van de balkdelen
A
branden wanneer het desbetreffende verwarmingscircuit is ingeschakeld.
109
De lampjes knipperen wanneer de regelaar een verwarmingsopdracht aan
A
het desbetreffende balkdeel geeft waaraan niet kan worden voldaan vanwe-
ge een vertragingstijd of door de energiespaarmodus.
- Controlelampje „Energy Saving"
110
Brandt wanneer het beperkte verwarmingsvermogen (energy saving) geac-
A
tiveerd is.
D 38
108
101
110
109
107
102
103
104
105