51
45
Pos. aanduiding / functie
- Waarschuwingslampjes „sensorfout"
De waarschuwingslampjes 1-4 van de afzonderlijke balkdelen branden bij
A
een fout van de desbetreffende sensor.
53
Sensor controleren. De regelaar werkt volgens het noodprogramma.
A
- Statusindicatie verwarming
Controlelampjes 1-4 van de afzonderlijke verwarmingen van de balkdelen
A
branden wanneer het desbetreffende verwarmingscircuit is ingeschakeld.
54
De lampjes knipperen wanneer de regelaar een verwarmingsopdracht aan
A
het desbetreffende balkdeel geeft waaraan niet kan worden voldaan vanwe-
ge een vertragingstijd of door de energiespaarmodus.
- Controlelampje „Energy Saving"
55
Brandt wanneer het beperkte verwarmingsvermogen (energy saving) geac-
A
tiveerd is.
53
46
55
54
52
47
48
49
50
D 25