3.3
Controle van de aansluiting en de
dichtheid
Het gasleidingssysteem van de basis-
balk en de uitschuifdelen is vast gemon-
teerd. Gasflessen aansluiten:
- De afschermkappen van de flesklep-
pen schroeven en op de achterkant
van de fleshouder schroeven.
- Controleren of de snelsluitkleppen ge-
sloten zijn.
- Controleren of de fleskleppen (21)
goed zijn dichtgedraaid.
Gasslangen met drukregelkleppen en
slangbreukbeveiligingen (20) op de
flessen monteren.
Opmerking:
A
Gasaansluitingen hebben altijd een linkse schroefdraad!
Op de dichtheid van het gasleidingssysteem letten.
m
D 12
20
Gasflas.tif
21