8.1.6 Trillingsensor voor de pomp (PVS 3)
De PVS 3 sensor bewaakt het trillingsniveau van de pomp om de
pomp en het leidingsysteem tegen beschadiging te beschermen.
Een verandering in het trillingsniveau is een aanwijzing voor een
abnormale situatie. De oorzaak hiervoor kan een verstopte
waaier, versleten lagers, een gesloten persklep etc. zijn, wat aan-
geeft dat een service-inspectie dient te worden uitgevoerd voor-
dat de pomp of het leidingsysteem beschadigd is.
8.1.7 SM 113
De SM 113 wordt gebruikt voor het verzamelen en overbrengen
van de sensorgegevens. De SM 113 werkt samen met de IO 113
via communicatie door elektrische leidingen met het Grundfos
GENIbus protocol.
De SM 113 verzamelt gegevens van de volgende apparaten:
•
3 stroomsensoren, 4-20 mA
•
3 Pt1000 temperatuursensoren
•
1 PTC temperatuursensor
•
1 digitale ingang.
8.1.8 IO 113
De IO 113 vormt de interface tussen een Grundfos riool- en afval-
waterpomp met analoge en digitale sensoren en de pomprege-
laar. De belangrijkste sensorgegevens worden weergegeven op
het frontpaneel.
Er kan één pomp worden aangesloten op een IO 113.
Samen met de sensoren vormt de IO 113 een galvanische schei-
ding tussen de motorspanning in de pomp en de aangesloten
regelaar.
De IO 113 beschikt over de volgende functies:
•
de pomp beschermen tegen te hoge temperatuur
•
de sensoren bewaken voor analoge meting van:
– motortemperatuur
– pomptrillingen
– lekkages (WIA)
– statorisolatieweerstand
– lagertemperatuur
– digitale meting van vocht in de motor
•
de pomp uitschakelen in geval van alarm
•
de pomp of afstand bewaken via RS485 communicatie
(Modbus of GENIbus).
Meting van isolatieweerstand
De IO 113 meet de isolatieweerstand tussen een statorwikkeling
en de aarde:
•
Weerstand hoger dan 10 M = OK.
•
Weerstand tussen 10 M en 1 M = waarschuwing.
•
Weerstand lager dan 1 M = alarm.
8.2 Gebruik van een frequentie-omvormer
In principe kunnen alle driefasenmotoren op een frequen-
tie-omvormer worden aangesloten.
Frequentie-geregeld bedrijf stelt de isolatie van de motorwikkelin-
gen echter vaak bloot aan zwaardere belasting en maakt de
motor luidruchtiger dan normaal door wervelstromen als gevolg
van spanningspieken.
Bovendien worden grote motoren, die aangedreven worden via
een frequentie-omvormer, belast met stromen door de lagers.
Bij gebruik van frequentie-omvormers dient u het volgende in
acht te nemen:
•
Aan eisen moet worden voldaan.
•
Aanbevelingen zouden opgevolgd moeten worden.
•
Gevolgen dienen bekend te zijn.
8.2.1 Eisen
•
De thermische motorbeveiliging moet zijn aangesloten.
•
Piekspanning en dU/dt moeten overeenkomstig onderstaande
tabel zijn. De vermelde waarden zijn maximale waarden voor
toevoer aan de motorklemmen. Er is geen rekening gehouden
met de invloed van de kabel. Raadpleeg het gegevensblad
van de frequentie-omvormer m.b.t. de daadwerkelijke waar-
den en de invloed van de kabel op de piekspanning en dU/dt.
16
Maximale herhaalde
piekspanning
[V]
850
•
Wanneer de pomp een Ex-goedgekeurde pomp is, controleer
dan of het Ex-certificaat van de specifieke pomp het gebruik
van een frequentie-omvormer toestaat.
•
Stel de U/f-verhouding van de frequentie-omvormer conform
de motorgegevens in.
•
Er moet worden voldaan aan lokale regelgeving/normen.
8.2.2 Aanbevelingen
Voordat er een frequentie-omvormer wordt geïnstalleerd: bereken
de laagst toegestane frequentie in de opstelling om nul doorstro-
ming te vermijden.
•
Verlaag het motortoerental niet naar minder dan 25 % van het
nominale toerental.
•
Houd de doorstroomsnelheid hoger dan 1 m/sec.
•
Laat de pomp ten minste eens per dag op nominaal toerental
draaien om sedimentatie in het leidingsysteem te voorkomen.
•
Overschrijd de op het typeplaatje aangegeven frequentie niet,
want dit kan tot overbelasting van de motor leiden.
•
Houd de motorkabel zo kort mogelijk. De piekspanning zal stij-
gen met de lengte van de motorkabel. Zie het gegevensblad
van de gebruikte frequentie-omvormer.
•
Gebruik ingangs- en uitgangsfilters op de frequentie-omvormer.
Zie het gegevensblad van de gebruikte frequentie-omvormer.
•
Gebruik een afgeschermde motorkabel als er een kans is dat
elektrische ruis andere elektrische apparatuur kan verstoren.
Zie het gegevensblad van de gebruikte frequentie-omvormer.
8.2.3 Gevolgen
Wanneer de pomp geregeld wordt via een frequentie-omvormer,
houd dan rekening met deze mogelijke gevolgen:
•
Het draaimoment met vergrendelde rotor zal lager liggen.
Hoeveel lager zal afhangen van het type frequentie-omvormer.
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de toegepaste
frequentie-omvormer voor informatie over het beschikbare
draaimoment bij vergrendelde rotor.
•
De toestand van de lagers en asafdichting kan worden beïn-
vloed. Het mogelijke effect hangt af van de toepassing.
Het daadwerkelijke effect kan niet worden voorspeld.
•
De geluidsproductie kan toenemen. Zie de installatie- en
bedieningsinstructies van de gebruikte frequentie-omvormer voor
advies over hoe de geluidsproductie kan worden verminderd.
8.3 Kabelgegevens
Standaard H07RN-F
SE/SL
Buitendiameter kabel
pomp-
Kabeltype
2
serie
[mm
]
[kW]
7 x 4 + 5 x 1,5
9-30
7 x 6 + 5 x 1,5
7 x 10 + 5 x 1,5
EMC
SE/SL
Buitendiameter kabel
pomp-
Kabeltype
2
serie
[mm
]
[kW]
3 x 6 + 5 x 1
9-30
3 x 10 + 5 x 1
3 x 16 + 5 x 1
Dwarsdoorsnede van de
fasegeleider (S) van de
opstelling
2
[mm
]
S 16
Maximale dU/dt U
400 V
N
[V/μ sec.]
2000
Buigstraal
[mm]
min.
max.
[cm]
21,0
23,0
12,0
23,8
26,8
13,0
24,5
27,5
14,0
Buigstraal
[mm]
min.
max.
[cm]
24,5
27,5
14
24,7
27,7
14
24,9
27,9
14
Minimale dwarsdoorsnede
van de aardgeleider
2
[mm
]
S