8.1 Sensoren
De SE/SL pompen, 9-30 kW, kunnen worden voorzien van een
diversiteit aan sensoren voor beveiliging. De tabel met sensor-
specificaties laat zien welke sensortypes kunnen worden gebruikt
voor welke pomptypes.
De bedradingschema's van de diverse types sensoren zijn weer-
gegeven in afb.
3
t/m afb.
8
in de bijlage achterin deze installatie-
en bedieningsinstructies.
Klixon / PTC
Vochtdetectieschakelaar,
bovenkant
Vochtdetectieschakelaar,
onderkant
WIA (water-in-lucht)
Pt1000 in statorwikkeling
Pt1000 in bovenste lager
PT1000 in onderste lager
PVS 3 trillingsensor
SM 113
IO 113
Tabel met sensorspecificaties
8.1.1 Thermische schakelaars
Drie bimetalen thermische schakelaars (Klixon/PTC) zijn inge-
bouwd in de statorwikkelingen, en een contact wordt geopend in
geval van te hoge temperatuur, bijv. 150 °C.
De voedingspanning naar de thermische schakelaars moet
12-230 VAC zijn.
De thermische schakelaars zijn aangesloten op de signaalkabel,
en moeten worden aangesloten op het veiligheidscircuit van de
afzonderlijke pompregelaar. Zie paragraaf
ting.
De motorbeveiliging van de pompregelaar moet een
kring bevatten die de voedingspanning automatisch
Voorzichtig
uitschakelt wanneer de stuurstroomkring voor de
pomp wordt geopend.
8.1.2 Vochtdetectieschakelaars
Niet-explosieveilige pompen hebben twee vochtdetectieschake-
laars die zich bevinden in het bovenste en het onderste deel van
het motorcompartiment.
Vochtdetectieschakelaars zijn onderdelen van de motorbeveili-
ging die de motor beschermen tegen schade als gevolg van
vocht. De vochtdetectieschakelaars zijn onomkeerbaar en moe-
ten worden vervangen nadat ze een vochtmelding hebben gege-
ven.
De vochtdetectieschakelaars zijn aangesloten op een afzonder-
lijke kring via de signaalkabel. Zie
Ze moeten ook gekoppeld worden aan de veiligheidskring van de
afzonderlijke pompregelaar.
De motorbeveiliging van de pompregelaar moet een
kring bevatten die de voedingspanning automatisch
Voorzichtig
uitschakelt wanneer de stuurstroomkring voor de
pomp wordt geopend.
8.1.3 WIA-sensor (water-in-lucht sensor)
De WIA-sensor meet de waterweerstand en detecteert of er water
aanwezig is. Ook wordt een signaal (alarm) verzonden als water
wordt gedetecteerd. De sensor is in een RVS buis geplaatst voor
mechanische bescherming.
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
8. Elektrische aanslui-
8. Elektrische
aansluiting.
Afb. 10 Water-in-lucht sensor
Pos.
Aanduiding
1
Stalen buis met sensor
2
Afscherming
3
Kabel
De sensor kan samen met de Grundfos IO 113 of SM 113 worden
gebruikt, maar kan ook samen met andere regelaars met ingan-
gen van 4 t/m 20 mA worden gebruikt.
Samen met de IO 113 filtert de sensor het signaal en kan de actu-
ele waarde eenvoudig worden uitgelezen. Bovendien is het
mogelijk om een door de gebruiker gedefinieerde waarschu-
wingslimiet in te stellen, en de IO 113 en de sensor aan de motor-
vloeistof te kalibreren.
8.1.4 Thermistors
Thermistors zijn verkrijgbaar als toebehoren of als optie af
fabriek.
De thermistors kunnen in plaats van thermische schakelaars in
de motorbeveiliging worden gebruikt voor het bewaken van de
statortemperatuur en moeten worden aangesloten op het ther-
mistorrelais in de besturingskast.
Controle na installatie van de pompen
1. Controleer met een multimeter of de circuitweerstand < 150
per thermistor is.
2. Controleer met een multimeter of de isolatie tussen circuit en
statorhuis van de schaal af loopt (niet meetbaar
3. Voer net zo'n meting uit aan het uiteinde van de motorkabel.
8.1.5 Pt1000 temperatuursensor
De Pt1000 temperatuursensor is verkrijgbaar als toebehoren of
als optie af fabriek.
De Pt1000 sensor wordt voornamelijk gebruikt voor de bewaking
van de lagertemperatuur, maar kan ook in de stator worden
gebruikt.
Het systeem voor de bewaking van de lagertempera-
N.B.
tuur is alleen als optie verkrijgbaar.
De sensorweerstand is
1000 bij 0 °C
•
1385 bij 100 °C
•
ongeveer 1078 bij kamertemperatuur.
•
De temperatuurlimieten zijn:
•
90 °C: alarm voor lagertemperatuur
•
130 °C: uitschakeling van de pomp door te hoge lagertempe-
ratuur
•
150 °C: uitschakeling van de pomp door te hoge statortempe-
ratuur.
Controle na installatie van de pomp
1. Controleer met een multimeter of de weerstand bij kamertem-
peratuur (20 °C) ongeveer 1078 is.
2. Controleer met een multimeter of de isolatie tussen circuit en
statorhuis van de schaal af loopt (niet meetbaar
3. Voer dezelfde metingen uit aan het uiteinde van de motorka-
bel.
Tijdens pompcontrole moet de Pt1000 sensor op een recorder
worden aangesloten.
).
).
15