7.4 Ondergedompelde opstelling, tijdelijk
Ga als volgt te werk:
1. Bevestig de ringstandaard aan de zuigflens van de pomp.
2. Bevestig een bocht van 90 ° op de persopening van de pomp
en sluit de persleiding/slang aan.
Als een slang gebruikt wordt, zorg er dan voor dat de slang niet
knikt en dat de inwendige diameter van de slang overeenkomt
met die van de persopening van de pomp.
3. Laat de pomp in de vloeistof zakken met een ketting die vast-
gemaakt is aan de hijsbeugel van de pomp. Aanbevolen wordt
om de pomp op een vlakke en stevige fundatie te plaatsen.
Zorg dat de pomp aan de ketting hangt en niet aan de kabel.
4. Hang het uiteinde van de ketting op aan een degelijke haak
aan de bovenzijde van de put en zorg ervoor dat de ketting
niet in contact kan komen met het pomphuis.
5. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze op te rollen
op een trekontlaster zodat de kabel niet wordt beschadigd tij-
dens bedrijf. Bevestig de trekontlaster aan een degelijke
haak. Zorg dat de kabels niet geknikt of afgekneld worden.
6. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan, indien aanwezig.
7.5 Pompregelaars
SE/SL pompen, 9-30 kW, kunnen worden aangesloten op een
afzonderlijke Grundfos pompregelaar voor niveauregeling, ver-
krijgbaar als toebehoren:
•
type LC voor opstellingen met één pomp
•
type LCD voor opstellingen met twee pompen
•
Grundfos Dedicated Controls voor één t/m zes pompen.
Afhankelijk van de toepassing kunnen verschillende niveaurege-
lingen worden gebruikt:
De LC regelaar is voorzien van twee of drie niveauschakelaars.
Twee voor het inschakelen en uitschakelen van de pomp.
De derde niveauschakelaar (optie) is voor hoogwateralarm.
De LCD regelaar is voorzien van drie of vier niveauschakelaars.
Eén voor het uitschakelen en twee voor het inschakelen van de
pompen. De vierde niveauschakelaar (optie) is voor hoogwater-
alarm.
Grundfos Dedicated Controls is een besturingsysteem dat
bedoeld is voor installatie in commerciële gebouwen of netwerk-
pompputten met maximaal zes pompen. Geavanceerde regel- en
datacommunicatie is ook mogelijk met het Grundfos Dedicated
Controls systeem.
Het Dedicated Controls systeem bestaat uit de volgende onder-
delen:
•
CU 361 regelaar
•
IO 351B module (algemene I/O-module)
•
IO 113 beveiligingsmodule (optie).
Het Dedicated Controls systeem schakelt de afvalwaterpompen
in/uit door middel van de volgende apparaten:
•
vlotterschakelaars
•
analoge druksensor
•
ultrasone sensor.
Bovendien is het mogelijk om het waterniveau te regelen door
vlotterschakelaars te combineren met een analoge druksensor.
Twee extra veiligheidsvlotterschakelaars kunnen worden geïn-
stalleerd in het Dedicated Controls systeem voor hoogwater-
en droogloopalarm.
14
Let op het volgende bij het installeren van de niveauschakelaars:
•
Om aanzuiging van lucht en trillingen in ondergedompelde
pompen te voorkomen, moet de uitschakelniveauschakelaar
zodanig worden aangebracht dat de pomp wordt uitgescha-
keld voordat het vloeistofniveau lager komt te liggen dan de
bovenkant van het pomphuis. Een vuistregel voor pompen in
droge opstelling is dat het laagste uitschakelniveau minimaal
20 cm boven de opening van de zuigleiding moet liggen. Zie
afb. 9.
•
Monteer de inschakelniveauschakelaar zodanig dat de
pomp wordt ingeschakeld bij het vereiste niveau; de pomp
moet echter altijd worden ingeschakeld voordat het vloeistofni-
veau de onderste instroomleiding naar de put bereikt.
•
De schakelaar voor hoogwateralarm, indien van toepassing,
moet altijd ca. 10 cm boven de inschakelniveauschakelaar
worden ingesteld; er moet echter altijd een alarm worden
gegeven voordat het vloeistofniveau de instroomleiding naar
de put bereikt.
8. Elektrische aansluiting
Waarschuwing
De pomp moet worden aangesloten op een externe
hoofdschakelaar met een contactscheiding overeen-
komstig EN 60204-1, 5.3.2.
De elektrische aansluiting dient volgens de lokaal
geldende voorschriften te worden uitgevoerd.
De voedingspanning en -frequentie staan vermeld op het type-
plaatje van de pomp.
De spanningstolerantie aan de motorklemmen moet liggen tussen
- 10 %/+ 10 % van de nominale spanning.
Wees er zeker van dat de motor geschikt is voor de aanwezige
voedingspanning ter plekke van de opstelling.
De motor is afdoende geaard via de motorkabel en het leiding-
werk. Het motordeksel is voorzien van aansluitingen voor externe
aarding of een potentiaalvereffeningsgeleider.
Waarschuwing
Voorafgaand aan het installeren en de eerste keer
inschakelen van de pomp dient u de staat van de
kabel te controleren om kortsluiting te voorkomen.
De pomp moet worden aangesloten op een motorbeveiliging.
De meest gebruikte inschakelmethodes zijn de directe inschakeling
(DOL), zie bijlage afb. 2, de ster-driehoek inschakeling (Y/D), zie bij-
lage afb. 1, en de soft start. De pomp kan zelfs worden ingeschakeld
via een frequentie-omvormer, conform de specificaties van de fabri-
kant van deze frequentie-omvormer. Zie paragraaf
een
frequentie-omvormer. De keuze voor een geschikte inschakel-
methode hangt onder meer af van het beoogde gebruik en de
beschikbare netvoeding.
Bij gebruik van de ster-driehoek inschakeling is het
van belang om kortstondige schakeltijden tot een
minimum te beperken om grote kortstondige draai-
momenten te vermijden. We adviseren om een tijdre-
N.B.
lais te gebruiken met een schakeltijd van maximaal
50 ms, of conform de specificaties van de fabrikant
van de inschakelmethode.
8.2 Gebruik van