4
INSTALLATIE
4.10
Signaalaansluitingen
4.10.1
Uitvoering van de aansluitklemmen
4.10.2
Geschikte signaalkabels
54
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G | S700
Voor de signaalaansluitingen worden 12-polige connectoren gebruikt. De meegeleverde
tegenstukken van de connectoren zijn voorzien van schroefklemmen en opzetbare behui-
zingen.
Op de S700 zijn de connectoren mechanisch gecodeerd doordat steeds één uitsparing is
geblokkeerd. Bij het betreffende tegenstuk moet dan de passende braam worden verwij-
derd
(zie afb.
10).
Afb. 10: S700-connector
1
Tabel 5: Mechanische codering van de connectoren
Connector
Codering op pin-nr.
AANWIJZING:
Voordat signaalaansluitingen tot stand worden gebracht (ook bij steekverbindingen):
▸
Maak de S700 en aangesloten apparaten spanningsvrij (uitschakelen).
Anders zou de interne elektronica beschadigd kunnen raken.
Alle externe stroomkringen voeren lage signaalspanningen < 50 V DC.
Door de optie "intrinsiek veilige meetwaarde-uitgangen" zijn er aanvullende schroef-
klemmen voor de meetwaarde-uitgangen
gen", blz.
63).
Alle externe stroomkringen voeren alleen lage signaalspanningen < 50V DC.
▸
Gebruik voor alle signaalleidingen en stuurleidingen alleen kabelmateriaal dat aan de
volgende eisen voldoet:
– AWG22 (of beter)
– Isolatiesterkte > 520 V
▸
Gebruik voor alle signaalleidingen kabels met afscherming. De HF-impedantie van de
afscherming moet klein zijn.
▸
Verbind de afscherming slechts aan één kant van de kabel met GND/behuizing. Breng
hiervoor een zo kort mogelijke verbinding tot stand met een breed oppervlak.
12
X2
X3
X4
2
3
4
(zie "Intrinsiek veilige meetwaarde-uitgan-
X5
X6
X7
5
6
7
8018015/AE00/V3-0/2019-10 | SICK
Wijzigingen en correcties voorbehouden