9
Kalibratie
9.1
Inleiding in het kalibreren van een S700
8018015/AE00/V3-0/2019-10 | SICK
Wijzigingen en correcties voorbehouden
Waarom kalibreren?
Het is onvermijdelijk dat sommige fysische eigenschappen van de analysatormodules in de
loop van de bedrijfstijd veranderen. De afwijking van de oorspronkelijke toestand leidt ertoe
dat de meetresultaten iets veranderen, ook al blijven de externe condities ongewijzigd.
Deze geleidelijke verandering van het meetgedrag heet drift.
Om de drift te compenseren, moet een gasanalyser regelmatig worden gekalibreerd. Bij
een kalibratie wordt allereerst het meetgedrag van de gasanalysator getest; daarna worden
de afwijkingen van de gewenste toestand door bijstelling gecompenseerd.
Essentiële meetgrootheden zijn:
Het meettechnische nulpunt (strookt met het meetresultaat, als er geen oorzaak voor
●
het meeteffect is of mocht zijn).
De gevoeligheid (bepaalt de relatie tussen de grootte van het meeteffect en de weerge-
●
geven meetwaarde).
Voor elke meetcomponent is er een nulpuntdrift en een gevoeligheidsdrift die afzonderlijk
moeten worden bepaald en gecompenseerd.
Hoe werkt een kalibratie bij de S700 principieel?
De S700 compenseert de driften bij een kalibratie automatisch volgens het volgende prin-
cipe:
Er wordt een testgas de S700 in geleid; de streefwaarden hiervan zijn exact bekend. De
1
streefwaarden zijn de daadwerkelijke concentraties van de meetcomponenten in het
testgas.
De S700 bepaalt de meetwaarden bij aanwezigheid van het testgas (actuele waarden).
2
De S700 berekent de driften, d.w.z. de afwijkingen van de actuele waarden van de streef-
3
waarden.
De S700 controleert of de driften rekenkundig kunnen worden gecompenseerd. Als dit
4
het geval is, worden de interne verrekeningsparameters voor nulpunt en gevoeligheid
automatisch gecorrigeerd. Als dit niet het geval is, wordt er een foutmelding weergege-
ven; in dat geval moet de analysatormodule door de servicedienst van de fabrikant of
adequate vakmensen worden gecontroleerd en opnieuw worden afgesteld.
Om een complete kalibratie te krijgen, moet deze procedure theoretisch voor elke meet-
component twee keer worden uitgevoerd – steeds een keer voor het nulpunt en een keer
voor de gevoeligheid. Praktisch is het meestal mogelijk om sommige procedures samen te
voegen – bijv. een nulpuntkalibratie voor meerdere meetcomponenten.
Kalibraties uitvoeren
U kunt een kalibratieprocedure m.b.v. menufuncties handmatig regelen en zo een kalibra-
tie stap voor stap zelf uitvoeren. Alternatief kunt u de S700 zo programmeren dat deze de
kalibraties volautomatisch uitvoert – na een enkel startcommando of in geprogrammeerde
tijdsintervallen. En u kunt tot vier verschillende automatische kalibratieprocedures pro-
grammeren om verschillende eisen af te dekken
ren", blz.
135).
Wanneer is een kalibratie noodzakelijk?
De S700 moet worden gekalibreerd
na een inbedrijfstelling.
●
in regelmatige intervallen tijdens de werking (ongeveer wekelijks tot maandelijks).
●
KALIBRATIE
(zie "Automatische kalibraties configure-
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G | S700
9
123