Inhoudsopgave
Advertenties
9
KALIBRATIE
9.5.2
De mogelijkheid van verschillende automatische kalibraties
134
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G | S700
Variatiemogelijkheden
U kunt vier verschillende automatische kalibraties programmeren, waarbij u de volgende
parameters individueel kunt vastleggen:
Gebruikte kalibratiegassen
●
Starttijd van de automatische kalibratie
●
Tijdsafstand van de automatische starts
●
Alle overige instellingen voor automatische kalibraties (bijv. driftgrenswaarden) gelden voor
alle geprogrammeerde kalibraties.
Toepassingsmogelijkheden
Indien u voor elke automatische kalibratie een eigen testgas gebruikt
●
den van de kalibratiegassen instellen", blz.
sche kalibraties genereren.
U kunt een bepaalde meetcomponent vaker laten kalibreren dan andere – bijv. als de
●
betreffende analysatormodule in een gevoelig meetbereik werkt. Hiervoor bepaalt u bij
een van de testgassen alleen de streefwaarde voor deze meetcomponent (streefwaar-
den van de overige meetcomponenten = " – ") en configureert u een automatische kali-
bratie met dit testgas en kleine tijdsintervallen.
U laat de snelle gevoeligheidskalibratie met kalibratiecuvet (optie voor UNOR en MULTOR
●
zie "Kalibratiecuvet voor analysatormodules UNOR en MULTOR", blz.
dan kalibraties met testgassen. Hiervoor configureert u een van de kalibraties zo dat
voor de gevoeligheidskalibratie alleen de kalibratiecuvet wordt gebruikt en program-
meert u voor deze automatische kalibratie kleine tijdsintervallen.
136), kunt u vier onafhankelijke automati-
8018015/AE00/V3-0/2019-10 | SICK
Wijzigingen en correcties voorbehouden
(zie "Streefwaar-
24) vaker aflopen
Advertenties
Inhoudsopgave
