9
KALIBRATIE
132
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G | S700
Procedure voor handmatige gevoeligheidskalibratie
VOORZICHTIG: risico van een verkeerde kalibratie
▸
Voer vóór een gevoeligheidskalibratie altijd de bijbehorende nulpuntkalibratie uit.
▸
Voer gevoeligheidskalibraties voor de meetcomponent H
methode uit
Anders wordt de kalibratie verkeerd.
manual procedure
1 zero gas 1
2 zero gas 2
3 test gas 3
4 test gas 4
5 test gas 5
6 test gas 6
7 calibr. cuvette
8 auto.starts
manual procedure
[1] Als u "calibr. cuvette" hebt geselecteerd, moet nog steeds nulgas worden toegevoerd
analysatormodules UNOR en MULTOR", blz.
Einde van de kalibratieprocedure
Na een succesvolle nulpuntkalibratie en gevoeligheidskalibratie van alle meetcomponen-
ten is de S700 correct gekalibreerd.
Om terug te keren naar de meetweergave:
Druk zo vaak op [ Esc ] totdat het
1
Selecteer de gewenste
2
(zie "Kalibratie van de meetcomponent H2O", blz.
Selecteer het
●
streefwaarden zijn ingesteld. Als u met automatische
toevoer van de kalibratiegassen werkt, moet het gas
overeenkomstig beschikbaar zijn.
Als de betreffende analysatormodule een kalibratiecu-
●
vet heeft, kunt u ook
zen.
De verdere stappen zijn als bij een handmatige nulpunt-
kalibratie
(zie blz.
Voer hierbij in plaats van het nulgas het passende testgas
[1]
toe.
24).
main menu
measuring display
O uit volgens de bijzondere
2
151).
, waarvoor passende
test gas
calibr. cuvette
130).
(zie "Kalibratiecuvet voor
zichtbaar is.
(zie "Meetweergaven", blz.
8018015/AE00/V3-0/2019-10 | SICK
Wijzigingen en correcties voorbehouden
kie-
74).