6.2.1
Koppelingsas op de tractor aanpassen
Afb. 55/...
(1) Door het naast elkaar houden van de
profielpijpen, controleren of de overlapping
in iedere positie van de machine achter de
trekker minstens A = 185 mm bedraagt.
(2) In ingeschoven toestand mogen de
profielpijpen niet tegen de gaffels van de
kruisstukken stoten. Veilige afstand van
minstens 10 mm aanhouden.
(3) Voor aanpassen van de lengte van de
koppelingsashelften, de assen in de kortste
positie naast elkaar houden en aftekenen.
(4) Binnenste en buitenste beschermpijp
evenredig inkorten.
(5) Binnenste en buitenste profielbuis met
dezelfde lengte als de beschermpijp
inkorten.
(6) Zaagsnede afronden en spanen zorgvuldig
verwijderen.
(7) Schuifprofielen invetten en in elkaar
schuiven.
(8) De beschermpijpen van de koppelingsas
zijn voorzien van kettinkjes, die aan de
machine en de tractor moeten worden
vastgemaakt. Deze kettinkjes voorkomen
dat de beschermpijpen meedraaien,
wanneer de koppelingsas ingeschakeld is.
Kettingen van de beschermpijpen zo
bevestigen, dat de koppelingsas in alle
werkstanden vrij kan bewegen en de
beschermpijpen niet kunnen meedraaien
ED 02 BAH0023.0 03.14
De lengte van de koppelingsas aanpassen bij de eerste montage aan
de tractor of bij het verwisselen van het type tractor. Volg de
aanwijzingen op in de bedieningshandleiding van de fabrikant van de
koppelingsas .
GEVAAR
De koppelingsas alleen bevestigen en losmaken wanneer de
aftakas is uitgeschakeld, de handrem is aangetrokken, de motor
stil staat en de contactsleutel is verwijderd.
Bevestig de de uit elkaar getrokken koppelingsashelften aan de
aftakasaansluiting van de trekker en de machine (op de
voorgeschreven aanbouwwijze).
Afb. 55
In bedrijf stellen
71