Instellingen
7. De rollenketting (Afb. 86/7) met behulp
van de haak (Afb. 81/1) om de gewenste
kettingwielen leggen.
Instelgegevens, zie hoofdstuk
„Samenstelling van de kettingwielen voor
de instelbare aandrijfkast en de
secundaire aandrijving", op pagina 100.
Voorbeeld:
Kettingwielcombinatie A – 3.
De rollenketting gaat om kettingwiel (Afb. 86/A)
en het kettingwiel (Afb. 86/3).
8. Rollenketting om een van de kettingwielen
„A", „B" of „C" leggen:
8.1 De borgring (Afb. 87/1) tegen de
draairichting in verdraaien. Het
kunststof blok (Afb. 87/2) tilt de
ketting van het kettingwiel af.
8.2 De rollenketting om het gewenste
kettingwiel leggen.
83 De borgschijf (Afb. 87/1) zover
verschuiven, tot de ketting en
kettingwielen exact in een lijn liggen
en de schijf in axiale richting borgen
door deze terug te draaien.
104
Afb. 86
Afb. 87
De rollenketting moet in een lijn liggen en tegen de geleidebaan van
de beide rollen (Afb. 86/8) loopt.
Indien nodig de kettingwielen A tot C, zoals in afbeelding (Afb. 87) op
de as verschuiven.
ED 02 BAH0023.0 03.14