8.8.1
Korrelgrootte bepalen
Met behulp van de multi-tester kan het separeren
aan het zaaigoed worden aangepast.
1. Door het afleggen van het zaaigoed op de
vergelijkingsboringen (Afb. 95/1) wordt de
optimale boringdiameter bepaald.
8.8.2
Zaaidiepte en korrelafstand controleren
1.
Ca. 30 m op werksnelheid zaaien.
2.
Met de multi-tester (optie) de gezaaide
korrels op meerdere plaatsen bloot
leggen.
De afleeskant gebruiken om de aarde laag
voor laag te verwijderen.
3.
Multi-tester (Afb. 96) loodrecht op de
grond zetten.
4.
De wijzer (Afb. 96/1) op de zaaigoedkorrel
instellen en de zaaidiepte op de schaal
(Afb. 96/2) aflezen.
5.
De zaaiafstand met de liniaal meten.
ED 02 BAH0023.0 03.14
Afb. 94
Afb. 95
Een wisselende bodemgesteldheid heeft invloed op de zaaidiepte en
de korrelafstand. Daarom regelmatig controleren:
iedere keer nadat de zaaidiepte is veranderd,
bij de overgang van lichte grond naar zware grond en
omgekeerd.
Afb. 96
Instellingen
109