Instellingen
8.11.2
Hydraulisch aangedreven turbine
De turbine kan met een hydromotor (Afb. 116)
worden aangedreven.
Het toerental van de turbine met behulp van de
manometer (Afb. 113) instellen, naar keuze
met het stroomregelventiel (indien
aanwezig) van de tractor (zie hoofdstuk
„Turbinetoerental instellen", op pagina 119)
met het stroomregelventiel van de machine
(zie hoofdstuk „Turbinetoerental instellen",
op pagina 119).
118
Afb. 116
Alleen tractoren met Load-Sensing-systeem of gescheiden oliecircuit
zijn geschikt om de turbine hydraulisch aan te drijven. Bij andere
tractoren moet meestal eerst de turbine worden uitgeschakeld om de
machine op de kopakker te kunnen opheffen.
Het turbinetoerental verandert net zolang tot de hydrauliekolie op
bedrijfstemperatuur is gekomen.
Bij het in bedrijfstellen het turbinetoerental tot het bereiken van de
bedrijfstemperatuur voortdurend corrigeren.
Wanneer de turbine na langere tijd van stilstand opnieuw in bedrijf
wordt gesteld, wordt het ingestelde turbinetoerental pas bereikt zodra
de hydraulische olie op bedrijfstemperatuur is.
ED 02 BAH0023.0 03.14