Wanneer er onvoldoende koelwater wordt toegevoerd, raakt de waterpomp beschadigd waardoor de motor
oververhit raakt. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
1.
Open de ontluchtingsschroef van de brandstoftank (in de vuldop) op brandstoftanks met handbediende
ontluchting.
2.
Verbind de brandstofslang met de buitenboordmotor. Controleer of de connector is vastgeklikt.
3.
Plaats de benzinepompbal in de brandstofleiding met de pijl op de zijkant omhoog gericht. Knijp enkele
keren in de benzinepompbal totdat deze hard aanvoelt.
4.
Zet de noodstopschakelaar op RUN (LOPEN). Zie Algemene informatie - Noodstopschakelaar.
BEDIENING
KENNISGEVING
27348
19791
41
19748
28526