Wanneer er onvoldoende koelwater wordt toegevoerd, raakt de waterpomp beschadigd waardoor de motor
oververhit raakt. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
Motorinloopprocedure
Ernstige schade aan de motor kan optreden bij het niet volgen van de motorinloopprocedure.
1.
Laat de motor tijdens het eerste draaiuur bij verschillende standen van de gashendel draaien, maar niet
met meer dan 3500 omw/min of ongeveer halfgas.
2.
Laat de motor tijdens het tweede draaiuur bij verschillende standen van de gashendel draaien tot
maximaal 4500 omw/min of driekwart gas. Laat de motor tijdens deze periode om de tien minuten
ongeveer één minuut met volgas draaien.
3.
Zorg dat tijdens de volgende acht draaiuren de motor niet langer dan vijf minuten achter elkaar met volgas
loopt.
Motor starten - modellen met afstandsbediening
Lees voordat u de motor start de 'Controlelijst vóór het starten', de 'Speciale bedieningsinstructies' en de
'Procedure voor het inlopen van de motor' in het hoofdstuk Bediening.
Wanneer er onvoldoende koelwater wordt toegevoerd, raakt de waterpomp beschadigd waardoor de motor
oververhit raakt. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
1.
Open de ontluchtingsschroef van de brandstoftank (in de vuldop) op brandstoftanks met handbediende
ontluchting.
BEDIENING
KENNISGEVING
OPGELET
!
KENNISGEVING
38
26837
19748