Het instellen van de Bestemming-repeater (TO)
1 Druk op [ ] (1s).
Het bestemmingselectie-scherm verschijnt. Dit scherm
wordt ook weergegeven bij het selecteren van [Destination
Select] in het Digitale Functiemenu.
2 Selecteer [Individual] en druk op [ENT].
De repeater-lijst verschijnt.
3 Selecteer het Roepteken uit de Roeptekenlijsten en druk
op [ENT].
De repeater is ingesteld op [TO].
4 Druk op [PTT] om uit te zenden.
DE TOEGANGSREPEATER (FROM) INSTELLEN
Om toegang te krijgen tot een repeater, stelt u de repeater in
op [FROM]. Er zijn 4 instellingsmethodes.
1 Instellen op Repeaterlijst
2 Instellen op Dichtbijgelegen Repeater
3 Instellen op TX-geschiedenis
4 Instellen op Directe Invoer
Instellen op Repeaterlijst
1 Druk op [ ] (1s).
Het selectiescherm van FROM verschijnt.
2 Selecteer [Repeater List] en druk op [ENT].
De wereldregio, het land, en groepsselectiescherm
verschijnt.
3 Selecteer uw gebiedsgroep en druk op [ENT].
Het selectiescherm van de repeater-lijst verschijnt.
4 Selecteer een nabijgelegen repeater uit de repeater-
namen of staat/prefectuur-namen en druk op [ENT].
De toegang-repeater is ingesteld op [FROM].
Instellen op Dichtbijgelegen Repeater
U kunt zoeken naar een dichtbijgelegen repeater gebaseerd
op de locatie van uw station verkregen door menu nr. 401 en
de locatie-informatie van repeaters. De repeaters in de buurt
van uw station worden weergegeven als de geselecteerde
kandidaten uit de geregistreerde repeaterlijst.
1 Druk op [ ] (1s).
Het selectiescherm van FROM verschijnt.
2 Selecteer [Nearby Repeaters] en druk op [ENT].
Een zoektocht begint. Er worden maximaal 20
dichtbijgelegen repeaters weergegeven.
3 Selecteer een nabijgelegen repeater uit de repeater-
namen of staat/prefectuur-namen en druk op [ENT].
De toegang-repeater is ingesteld op [FROM].
Opmerking:
◆ Het is niet mogelijk de kandidaat van een repeater die 160 km
(100 mi) of verder van uw station weg ligt te selecteren.
Instellen op TX-geschiedenis
U kunt kiezen uit eerder geopende repeaters.
1 Druk op [ ] (1s).
Het selectiescherm van FROM verschijnt.
2 Selecteer [TX History] en druk op [ENT].
Het selectiescherm voor de TX-geschiedenis verschijnt.
3 Selecteer een repeater uit de TX-geschiedenislijst en druk
op [ENT].
De toegang-repeater is ingesteld op [FROM].
Instellen op Directe Invoer
U kunt de repeater instellen door direct het Roepteken van de
repeater in te voeren.
1 Druk op [ ] (1s).
Het selectiescherm van FROM verschijnt.
2 Selecteer [Direct Input(RPT1)] en druk op [ENT].
Het scherm voor het direct invoeren verschijnt.
3 Voer een Roepteken van een repeater in en druk op
[ENT].
De toegangsrepeater wordt ingesteld op [FROM] als het
ingevoerde Roepteken in de repeaterlijst staat.
DE ROUTEREPEATER INSTELLEN (ROUTE)
U kunt instellen of u het Roepteken van de
bestemmingsrepeater en poort gebruikt of niet. Dit is een
handige instelling als de route-instelling is mislukt.
1 Selecteer [Route Select] in het Digitale Functiemenu.
2 Selecteer [Stand Alone], [Local NW], [Over the Gateway]
of [Direct Input(RPT2)].
[Stand Alone]: Hetzelfde Roepteken als RPT1 is
ingesteld op RPT2. Het lokale pictogram <
weergegeven op het ROUTE-scherm.
[Local NW]: Wanneer een Roepteken is ingesteld op
RPT1, verschijnt het selectiescherm van de repeaterlijst.
Het Roepteken van de geselecteerde repeater is ingesteld
op RPT2. Het assistentiepictogram <
weergegeven op het ROUTE-scherm.
[Over the Gateway]: Wanneer een Roepteken is ingesteld
op RPT1, stelt RPT2 automatisch het Roepteken voor de
poortrepeater van RPT1 in. Een repeater zonder een poort
kan niet worden geselecteerd. Het poortpictogram <
wordt weergegeven op het ROUTE-scherm. Als een poort
is ingesteld, kan [Local CQ] niet worden ingesteld op [TO].
[Individual] of [Gateway CQ] moeten worden ingesteld.
[Direct Input(RPT2)]: Er wordt een Roepteken van een
direct ingevoerde bestemmingsrepeater ingesteld op
RPT2. Het pictogram op het ROUTE-scherm verdwijnt.
DE BESTEMMING INSTELLEN (TO)
U kunt de repeater zo instellen dat deze de CQ of het
Roepteken van het bestemmingsstation dat gebeld moet
worden uitvoert naar [TO]. Er zijn 7 instellingsmethodes.
1 Instellen op Lokale CQ
2 Instellen op Poort CQ
3 Instellen op Individu
4 Instellen op Reflector
5 Instellen op Oproepgeschiedenis
6 Instellen op Directe Invoer (URCALL)
7 EMR instellen
Opmerking:
◆ De Poort CQ en de Reflector kunnen niet worden geselecteerd in
de DV-modus.
16-7
> wordt
> wordt
>