14 Om de elektrische isolatie van de patiënt
te garanderen mag alleen andere apparatuur
met elektronisch geïsoleerde circuits worden
aangesloten.
15 Zoals bij alle medische apparatuur dient
de bekabeling naar de patiënt zorgvuldig geleid
te worden om de kans op verstrikking of verwurging
van de patiënt te verlagen.
16 Interfererende stoffen: Carboxyhemoglobine kan
de meetwaarden verhogen. Het niveau van
de toename is ongeveer gelijk aan de hoeveelheid
aanwezige carboxyhemoglobine. Kleurstoffen
of stoffen die kleurstoffen bevatten kunnen
de gebruikelijke arteriële pigmentatie wijzigen
en leiden tot verkeerde meetwaarden.
17 Gebruik de pulsoximeter of de Masimo
oximetriesensoren niet tijdens magnetische
resonantie imaging (MRI-scans). Geïnduceerde
stroom zou potentieel brandwonden kunnen
veroorzaken. De pulsoximeter kan het MRI-beeld
beïnvloeden en de MRI-unit kan van invloed zijn
op de precisie van de oximetriemetingen.
18 RS-232 systeemaansluitingen. Raadpleeg
IEC-601-1-1 voor aanwijzingen over de
systeemaansluitingen. De specifieke vereisten voor
de systeemaansluitingen zijn afhankelijk van het
op de pulsoximeter aangesloten apparaat
en de relatieve plaats van elk apparaat vanaf
de patiënt, en de relatieve plaats van het
aangesloten apparaat tot de medisch gebruikte
ruimte waarin de pulsoximeter zich bevindt.
De pulsoximeter moet altijd zijn aangesloten
op een geaarde AC voeding. De pulsoximeter
is een IEC 601/F-apparaat in de tabel
samenvatting van situaties in IEC 601-1-1.
Waarschuwingen en aandachtspunten
8.2
8.2.1
1 Zet de pulsoximeter niet zo neer dat de regeling
2 Wanneer patiënten fotodynamische therapie
3 Zet de pulsoximeter niet op elektrische apparatuur
4 Wijzig de plaats van de applicatie of vervang
5 Als de pulsoximetrie wordt gebruikt tijdens een
6 Gevaar van elektrische schokken: Voer periodiek
7 Verwijdering van het product als afval: Houd
8 Om radiointerferentie te minimaliseren mag andere
9 Rol de patiëntkabels niet op tot een strakke rol
30
Waarschuwingen voor
®
Masimo SET
Algemeen
door de patiënt kan worden gewijzigd.
ondergaan, kunnen ze gevoelig zijn voor
lichtbronnen. Pulsoximetrie mag uitsluitend
gedurende korte periodes en onder zorgvuldig
klinisch toezicht worden gebruikt om interferentie
met fotodynamische therapie te minimaliseren.
die de werking ervan kan beïnvloeden zodat
de meter niet naar behoren werkt.
de sensor en/of de patiëntkabel als een van deze
berichten "Vervang sensor" en/of "Vervang patiënt-
kabel" of een continu bericht over een slechte
signaalkwaliteit (zoals "Lage SIQ") op de hostmo-
nitor wordt weergegeven. Deze berichten kunnen
aangeven dat de patiëntbewakingstijd op
de patiëntkabel of sensor is opgebruikt.
volledig lichaamsbestraling moet de sensor buiten
het bestralingsveld worden gehouden.
Als de sensor aan de bestraling wordt blootgesteld
kan de meetwaarde onnauwkeurig worden of kan
het apparaat gedurende de actieve bestraling
nul aangeven.
tests uit om te verifiëren dat lekstromen van
op de patiënten aangebrachte circuits en het
systeem binnen acceptabele grenzen zijn zoals
gespecificeerd door de van toepassing zijnde
veiligheidsnormen. De totalen van lekstromen
moeten worden gecontroleerd en moeten voldoen
aan IEC 60601-1 en UL60601-1. Bij het aansluiten
van externe apparatuur op het systeem moet
de systeemlekstroom worden gecontroleerd.
Als er een gebeurtenis zoals het vallen van een
component van ongeveer 1 meter of meer of het
morsen van bloed of andere vloeistof op is getreden
moet er voor het verdere gebruik opnieuw worden
getest. Er kan letsel voor het personeel optreden.
de geldende wetgeving aan voor het afvoeren
van het instrument en/of de accessoires.
elektrische apparatuur die radiofrequenties uitzendt
niet vlakbij de pulsoximeter aanwezig zijn.
of wikkel deze niet rond het apparaat want dit kan
de patiëntkabels beschadigen.