18.1.6 Ademteugen voor drukondersteuning niet
toegediend zoals ingesteld
Er zijn een aantal situaties waarin het beademings-
apparaat moeite kan hebben met het bereiken van
de ingestelde druk voor ondersteuningsademteugen.
Situatie 1
Als het ingestelde ondersteuningsniveau 5 mbar
of minder boven de PEEP ligt, met een korte Ti-tijd.
Situatie 2
Als de longen van de patiënt groot zijn of er een circuit
met grote binnendiameter wordt gebruikt. Als de
longen van de patiënt / het beademingscircuit een
hoge compliance hebben, is er mogelijk sprake van
een grote tijdconstante, met als gevolg dat ongeacht
welke druk het beademingsapparaat genereert, het
langer dan de toegediende Ti kan duren om de druk
op te voeren tot de betreffende waarde.
18.1.7 Triggergevoeligheid
Met een flowsensor aangebracht
De triggergevoeligheid voor ademhaling moet in
alle interactieve patiëntmodi worden ingesteld
(standaard 0,6 ml).
Als de triggergevoeligheid voor ademteugen op het
gevoeligste niveau wordt ingesteld (0,2 ml), kan het
beademingsapparaat achtergrondruis in het
beademingscircuit als ademhaling van de patiënt
interpreteren, met autotriggering als gevolg.
Bij gebruik van het beademingsapparaat met een
flowsensor bewaakt het beademingsapparaat de
gasflow om ademhaling van de patiënt te detecteren.
Bij gebruik van het beademingsapparaat zonder een
flowsensor bewaakt het beademingsapparaat de
drukverandering om ademhaling van de patiënt te
detecteren.
Zonder flowsensor
De triggergevoeligheid voor ademhaling moet in alle
interactieve patiëntmodi worden ingesteld.
De standaardinstelling is 50%.
Als het ademdetectieniveau op het gevoeligste niveau
wordt ingesteld (100%), kan het beademingsapparaat
achtergrondruis in het beademingscircuit als
ademhaling van de patiënt interpreteren, met
autotriggering als gevolg.
Bij gebruik van het beademingsapparaat met een
flowsensor bewaakt het beademingsapparaat de
gasflow om ademhaling van de patiënt te detecteren.
Bij gebruik van het beademingsapparaat zonder een
flowsensor bewaakt het beademingsapparaat
de drukverandering om ademhaling van de patiënt
te detecteren.
18.1.8 Beademing met richtvolume (Volume
Targeted Ventilation, Vte [VTV])
18.1.8.1 Ti
Als VTV bij CPAP, CMV, PTV, PSV en SIMV
is ingesteld op AAN, wordt de ademteug beëindigd als
het inspiratievolume een veiligheidsgrens overschrijdt,
om overinflatie van de long te voorkomen.
Dat resulteert in een lagere gemeten Ti dan ingesteld.
De werkelijke inspiratietijd wordt op het paneel voor
longfuncties en -metingen weergegeven als Ti meas.
Operationele functies
18.1.8.2 Resolutie Vte-doel
De parameterregeling voor tidal volume heeft drie
verschillende resoluties.
Van 2 ml tot 10 ml wordt de parameter verhoogd
in stappen van 0,2 ml (hoge resolutie).
Van 10 ml tot 100 ml wordt de parameter verhoogd
in stappen van 1 ml (standaardresolutie).
Van 100 ml tot 300 ml wordt de parameter verhoogd
in stappen van 5 ml (lage resolutie).
18.1.9 Max. Ti bij PSV
In de modus PSV wordt de parameter Ti aangeduid
als Ti max omdat de regeling voor eindgevoeligheid
(ondersteuning stoppen bij %) de ademteug kan
beëindigen voordat de ingestelde inspiratietijd
is bereikt.
18.1.10 Afzuiging (gesloten suctie)
Katheters voor gesloten suctie kunnen worden
gebruikt in alle invasieve modi. Er is geen speciale
instelling nodig bij het gebruik van een katheter voor
gesloten suctie.
18.1.11 VTV & HFOV
De volumeregeling wordt bereikt door de automatische
instelling van het drukverschil, op een zelfde manier
zoals de PIP automatisch in conventionele modi wordt
geregeld om een vast expiratoir volume te
onderhouden.
Er zijn significante verschillen (tussen HFOV + VTV
en conventionele VTV) omdat het volume veel sneller
wordt bijgewerkt dan in een conventionele
beademingsmodus.
Bij conventionele beademingsmodi met VTV wordt een
beslissing om de druk bij te stellen steeds genomen
als het expiratoire volume door de monitor wordt
ontvangen. Dit is als regel eenmaal per standaard
ademhaling. Bij HFOV worden expiratoire volumes
eenmaal per cyclus bijgewerkt. De expiratoire volumes
zijn van cyclus tot cyclus zeer variabel en worden tot
20 maal per seconde ontvangen. In plaats van een
bijstelling per cyclus worden bijstelling uitgevoerd
op basis van het gemiddelde expiratoire volume.
Net als bij conventionele beademing wordt het
drukverschil "ΔP" regelbericht de "ΔP Max".
18.1.11.1 Resolutie Vte-doel
De parameterregeling voor tidal volume heeft twee
verschillende resoluties.
Van 2 ml tot 10 ml wordt de parameter verhoogd
in stappen van 0,2 ml (hoge resolutie).
Van 10 ml tot 50ml wordt de parameter verhoogd
in stappen van 1 ml (standaardresolutie).
117