1.
Keuzetoets linkerzijde aanvoerunit
Door deze toets kort in te drukken activeert u de bedieningen van de linkerzijde van draadaanvoerunit. De tekst LEFT onder de toets licht op evenals
de "zwiep" boven de knop voor de spanning/booglengte en die boven de knop voor de draadaanvoersnelheid. Zie hoofdstuk 5-2 voor de procedure
voor het kiezen van de parameters van het MIG-lasproces. De linkerinstellingen zijn ook te activeren met de linkse toortsschakelaar.
Bij de lasprocessen Pulse en RMD is het mogelijk bij de boogregeling te komen door de keuzetoets voor de linkerzijde langer dan twee seconden
ingedrukt te houden. Op de onderste display verschijnt dan "ARC" en de waarde voor de boogregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik
is −25 tot +25 met 0 als nominale waarde. Een hogere waarde geeft een bredere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (afstand tussen uiteinde
van elektrode en werkstuk). Een lagere waarde geeft een smallere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (elektrode-eind naar werkstuk).
Bij MIG en FCAW is het mogelijk bij de inductantieregeling te komen door de keuzetoets voor de linkerzijde langer dan twee seconden ingedrukt
te houden. Op de onderste display verschijnt dan "IND" en de waarde voor de inductantieregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik
is 0 t/m 99, de nominale hangt af van het programma. Een hogere inductantie leidt tot minder kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder
alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt toe. Doordat er vaker een lasboog is wordt het lasbad vloeibaarder. Een lagere inductantie leidt
tot meer kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt af. Doordat er minder vaak
een lasboog is wordt het lasbad minder vloeibaar.
2.
Weergave van spanning/booglengte
Deze display toont de ingestelde spanning bij MIG en FCAW (tussen 10,0 en 44,0 volt). Bij RMD en Pro-Pulse is de booglengte te zien (−3,0 tot +3,0 in
stappen van 0,1, nominale waarde is 0). Tijdens het lassen is de werkelijke boogspanning te zien. Nadat de boog is gedoofd blijft die spanning nog
10 seconden staan. Bij andere lasprocessen staan er streepjes op de display.
3.
Instelknop spanning/booglengte
Gebruik deze knop voor het instellen van de spanning (10,0 tot 44,0 volt) of de booglengte (−3,0 tot +3,0 in stappen van 0,1 met 0 als nominale waarde),
afhankelijk van het type MIG-lasproces. Rechtsom draaien (met de klok mee) geeft meer stroom of een langere boog, linksom draaien geeft minder
stroom of een kortere boog. Het "zwiep"-symbool boven de knop licht op als de stroom- of booglengte-instelling actief is. De instelling kan verschillend
zijn voor links en rechts, het apparaat onthoudt die waarden apart.
4.
Keuzetoets rechterzijde (alleen bij dubbele aanvoerunit)
Door deze toets kort in te drukken activeert u de bedieningen voor de rechterzijde. De tekst RIGHT onder de toets licht op evenals de "zwiep" boven
de knop voor de spanning/booglengte en die boven de knop voor de draadaanvoersnelheid. Zie hoofdstuk 5-2 voor de procedure voor het kiezen van
de parameters van het MIG-lasproces. De rechterinstellingen zijn ook te activeren met de rechtse toortsschakelaar.
Bij de lasprocessen Pulse en RMD is het mogelijk bij de boogregeling te komen door de keuzetoets voor de rechterzijde langer dan twee seconden
ingedrukt te houden. Op de onderste display verschijnt dan "ARC" en de waarde voor de boogregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik
is −25 tot +25 met 0 als nominale waarde. Een hogere waarde geeft een bredere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (afstand tussen uiteinde
van elektrode en werkstuk). Een lagere waarde geeft een smallere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (elektrode-eind naar werkstuk).
Bij MIG en FCAW is het mogelijk bij de inductantieregeling te komen door de keuzetoets voor de linkerzijde langer dan twee seconden ingedrukt
te houden. Op de onderste display verschijnt dan "IND" en de waarde voor de inductantieregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik
is 0 t/m 99, de nominale hangt af van het programma. Een hogere inductantie leidt tot minder kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder
alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt toe. Doordat er vaker een lasboog is wordt het lasbad vloeibaarder. Een lagere inductantie leidt
tot meer kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt af. Doordat er minder vaak
een lasboog is wordt het lasbad minder vloeibaar.
5.
Weergave van de draadaanvoersnelheid
Deze display toont de ingestelde draadaanvoersnelheid als een van MIG-processen is ingesteld. Bij andere lasprocessen is de display blanco.
De draadaanvoersnelheid kan liggen tussen 1,3 en 19,8 meter per minuut (mpm). Door het indrukken van de jog-toets (toets voor tornbedrijf) verschijnt
de actuele aanvoersnelheid op de display.
OM−253 906 Pagina 51