B. Gebruik van de optionele geheugenkaart
1.
Insteken van de geheugenkaart
a.
Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b.
Steek de geheugenkaart in de sleuf. Duw de kaart helemaal naar binnen en laat hem dan los.
c.
Sluit het klepje weer.
2.
Uitnemen van de geheugenkaart
a.
Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b.
Druk de kaart iets in en laat hem los. De geheugenkaart komt dan naar buiten.
c.
U kunt de kaart nu pakken en uit de sleuf trekken.
d.
Sluit het klepje weer.
3.
Gebruik van kaart met optioneel programma
a.
Schuif de kaart in de sleuf.
b.
Kies als volgt de draadaanvoerunit:
Druk (alleen bij dubbele aanvoer) op de toets LEFT of RIGHT van de aanvoerunit om de linker- of de rechterkant daarvan te selecteren.
of
Druk op de stroombron op de toets SIDE SELECT totdat de gewenste zijde van de aanvoerunit oplicht.
c.
Kies het lasproces door aan de voorkant van de stroombron op de toets MIG TYPE te drukken, totdat het gewenste proces oplicht.
Op het voorpaneel van de stroombron zal nu de aanduiding CARD oplichten, evenals op het voorpaneel van de aanvoerunit,
om aan te geven dat het programma vanaf de kaart wordt gebruikt.
d.
Kies als volgt de draaddiameter (indien van toepassing):
Druk op het voorpaneel van de stroombron op de toets WIRE DIA totdat de gewenste draaddiameter oplicht.
.
Sommige optionele programmakaarten ondersteunen slechts één draaddiameter, in dat geval zal alleen die diameter oplichten.
e.
Door de geheugenkaart eruit te halen kunt u teruggaan naar de normale werking van het apparaat.
4.
Gebruik van kaart met optionele functie
a.
Steek de kaart met de optionele functie in de sleuf.
b.
De specifieke functie wordt weergegeven op de voltmeter van de aanvoerunit.
c.
Draai aan de WFS-knop (wire feed speed) om de functie in of uit te schakelen.
d.
Haal de kaart uit de sleuf.
.
Eén kaart kan meerdere machines in- of uitschakelen.
5.
Kaart voor bijwerken systeemsoftware
a.
Schuif de kaart met de software-update in de sleuf.
b.
Laat de systeemsoftware bijwerken door op het voorpaneel van de stroombron de toets LOAD in te drukken en ingedrukt te houden,
totdat op de 7-segments led-display de aanduiding UPd verschijnt.
c.
Wacht tot de software is bijgewerkt. Dit kan ongeveer twee minuten duren.
.
Tijdens de software-update kunnen de displays van zowel de stroombron als de aanvoerunit H99, H98 of UPd weergeven, of ook enige tijd
blanco zijn. Dit is normaal. Haal de kaart niet uit de sleuf zolang de bijwerking nog niet voltooid is. Schakel tijdens het bijwerken de stroombron
ook niet uit.
d.
Haal de geheugenkaart uit de sleuf.
C. Geheugenlocaties
1.
Geheugenlocaties, toetsen 1−4
Dit zijn locaties voor het opslaan van lasparameter, om ze gemakkelijk weer te kunnen oproepen. Door zo'n toets kort in te drukken activeert u een
eerder opgeslagen instelling. Slechts één geheugenlocatie tegelijk kan actief zijn. Het nummer naast de toets licht op om aan te geven welke
geheugenlocatie actief is. Wijzigingen in de configuratie op de voorpanelen worden automatisch na één seconde vastgelegd in de actieve
geheugenlocatie. Zo onthoudt de unit vanzelf de voorkeuren van de lasser. Deze instellingen zijn altijd weer terug te roepen door de betreffende
geheugenlocatie, het proces en de aanvoerzijde te selecteren. U heeft keus uit STICK, TIG, MIG LEFT (linkerkant van de aanvoerunit) en MIG RIGHT
(rechterkant van de aanvoerunit). Elk daarvan geeft 4 geheugenlocaties, dus 16 in totaal (bij een dubbele aanvoerunit). Bij een enkele aanvoerunit zijn
er slechts 12 geheugenlocaties beschikbaar.
2.
Reset van geheugenlocatie
Door de toets van een geheugenlocatie langer dan twee seconden ingedrukt te houden, haalt u de standaard fabrieksinstellingen terug voor het huidige
lasproces en deze ene geheugenlocatie. Het lampje van die locatie gaat uit, en weer aan als het resetten voltooid is.
OM−253 906 Pagina 41