3. Dompel de sensoren onder in de kalibratievloeistof. Beweeg de sonde verschillende keren
omhoog en omlaag.
4. Vul de kalibratiebeker voor 2/3 met de eerste kalibratievloeistof.
5. Plaats de sensoren langzaam in de geselecteerde bufferen verwijder luchtbellen van de sensoren.
6. Schroef de kalibratiebeker volledig op de sonde.
7. Wacht totdat de meting is gestabiliseerd.
8. Gebruik de pijltjestoetsen om "Calibrate pH" te selecteren en druk op Start om de kalibratie te
starten. De temperatuur, pH-bufferwaarde en het bericht "Niet gereed" worden weergegeven.
9. Druk indien nodig op Cal. point om de juiste buffer te selecteren. Om een aangepaste buffer
te gebruiken, drukt u op Aangepast. Er verschijnt een tekstvak. Gebruik het toetsenbord om de
waarde van de buffer (0,00 tot 14,00 pH) bij de huidige temperatuur in te voeren. Druk op
Accepteren om de bufferwaarde te bevestigen.
10. Zodra de meetwaarde is gestabiliseerd zal de timer aftellen totdat "Ready" verschijnt.
11. Druk Confirm om het punt te bevestigen.
12. Dompel, nadat het kalibratiepunt bevestigd is, de sensoren in de volgende bufferspoeloplossing
en roer voorzichtig, om kruisbesmetting te voorkomen.
13. Herhaal bovenstaande kalibratieprocedure met de tweede en derde buffers
De kalibratieprocedure kan na een 1- of 2-puntskalibratie met ESC worden beëindigd. De
è
melding "Storing", gevolgd door "Calibration completed" wordt weergegeven.
14. Nadat de derde buffer is bevestigd, wordt het bericht "Opslaan" gevolgd door "Kalibratie
voltooid" weergegeven. Druk op OK om terug te keren naar het kalibratiemenu of op Meten om
terug te keren naar het meetscherm.
31