8. PARAMETERS INSTELLEN
In het instellingenmenu kunt u meetparameters weergeven en indien nodig aanpassen. Gebruik
vanuit het hoofdmenu de pijltoetsen om PARAMETER SETUP te selecteren en druk vervolgens op
SELECT.
è
Op de meter opgeslagen gegevens worden gewijzigd naar de geselecteerde parameters of
coëfficiënten.
Selectie
Gebruik de pijltoetsen om door de lijst met beschikbare parameters te bladeren. Druk op de
bijbehorende functietoets om parameters aan of uit te zetten. Een vinkje betekent dat de parameter
is ingeschakeld.
Druk op SELECTEREN of WIJZIGEN om te bevestigen of op de ESC-toets om terug te keren naar het
vorige scherm.
è Als de wachtwoordbeveiliging is ingeschakeld, moet u het wachtwoord invoeren voordat er
parameters kunnen worden aangepast.
Eenheden
Als de geselecteerde parameters één meeteenheid hebben, wordt het scherm Parametereenheden
niet weergegeven. Als een parameter is uitgeschakeld, worden de eenheden niet weergegeven.
Temperatuur
Met deze functie kunt u wisselen tussen °C, °F en K. Druk op de functietoets om een andere eenheid
23